Article

Herman Reynders & Kristiaan Borret in gesprek over de ruimteregie in Limburg

Gideon Boie


03/04/2014, Architectuurwijzer

Architectuurwijzer (AW) wil de architecturale kwaliteit in Limburg op de politieke en maatschappelijke agenda plaatsen, en dat uitdrukkelijk vanuit een cultureel standpunt. Ook voor de tweede dialoog mag AW twee prominente gasten verwelkomen: Herman Reynders, gouverneur van Limburg, en Kristiaan Borret, voormalig stadsbouwmeester van Antwerpen.

Kaap te nemen

Het gesprek vertrekt van een uitspraak van bOb Van Reeth uit de eerste dialoog: „Eénmaal het mandaat van de provinciale bouwmeester duidelijk is, komt de invulling vanzelf.” Kristiaan Borret is het daar mee eens: de job moet er komen, daarna zie je hoe de invulling evolueert, verbreedt. De opdrachtomschrijving vult zich in ’en cours de route’, in dialoog met het politiek bestuur en met de stedelijke diensten. De kaap die je nu moet nemen is Ja of Nee, detaildiscussies zijn te vermijden.

Antwerps stadsbouwmeester & Vlaams bouwmeester als vergelijkingspunten

In Antwerpen schreef de stad in 1996 een architectuurnota, die ervoor pleitte om een stadsbouwmeester en een welstandscommissie aan te stellen. Tim Vekemans (Architectuurwijzer) vraagt of deze nota uit noodzaak is geschreven. In Limburg ligt die noodzaak aan de basis. Volgens Kristiaan Borret heeft de Antwerpse schepen van cultuur, Eric Antonis, dit initiatief mee geïnitieerd. De functie heeft volgens hem in Antwerpen kwaliteitsverhoging meegebracht.

Gideon Boie verwijst naar Wim Dries, die in de eerste dialoog aangaf dat ruimtelijke ordening de core business is van de gemeenten en dat ze die niet zomaar afgeven. Kristiaan Borret vindt dit een vals probleem. Het gros van de Open Oproepen bij de Vlaamse bouwmeester is van steden en gemeenten: ze doen een beroep op de bouwmeester maar geven daarom toch geen bevoegdheden af aan het Vlaamse niveau. Het is een soort vertrouwensrelatie. Je doet een beroep op de bouwmeester omdat dat nuttig lijkt.

Huidig Vlaams bouwmeester Peter Swinnen doet pilootprojecten. Uit het publiek komt de bedenking dat Swinnen zich meer zou moeten concentreren op de kwaliteit van de grote Vlaamse bouwprojecten.

Provinciaal bouwmeester als intermediair?

Zou een provinciaal bouwmeester als verbindingsagent kunnen fungeren tussen Vlaanderen en de Limburgse gemeenten? Had Kristiaan Borret als stadsbouwmeester een betekenis binnen de Vlaamse ruimtelijke ordening? Borret zegt dat de bouwmeesters elkaar sowieso tegenkomen. Er is overleg onafhankelijk van het niveau. Maar op het structureel niveau vindt Borret de publiek-private samenwerking makkelijker dan de publiek-publieke samenwerking. Als stad is het niet makkelijk om met het Vlaamse niveau samen te werken. Als stadsbouwmeester heb je niet makkelijker toegang tot het Vlaamse niveau. Het helpt dat er vertegenwoordigers van monumentenzorg, erfgoed en ruimte naar Antwerpen gedetacheerd zijn; daar ontstaat wel een goede samenwerking.

Herman Reynders komt net uit een overleg over de rol van de provincies. Hij gelooft in een rol van ‘go between’ tussen Vlaanderen en de gemeenten. De stap is anders te groot, zeker voor de kleinere gemeenten. De provinciale bouwmeester verdedigt enerzijds de belangen van de gemeenten in Vlaanderen en vertaalt anderzijds het Vlaamse beleid op het provinciale en op het gemeentelijke niveau.

De functie van provinciaal bouwmeester

Kristiaan Borret gaat in op de bevoegdheden van de bouwmeester. Hij is voorstander van een adviserende functie.

Uit het publiek komt de vraag of de bouwmeester één persoon moet zijn of een team. Deze vraag vertrekt vanuit een gemis aan samenwerking. Kristiaan Borret bevestigt dat de rivaliteit in Limburg een spijtige zaak is. Volgens hem moet de bouwmeester een functie zijn – dus toch een persoon – die anderen stimuleert tot kwaliteit. ’Je doet je best voor de bouwmeester’ klinkt misschien schools, maar het is wel zo.

Hermans Reynders wijst erop dat de juridische achtergrond er momenteel niet is. Dit is voor Kristiaan Borret geen probleem. Als het een adviesfunctie is, moeten de steden en gemeenten geen bevoegdheden afgeven. In Antwerpen moeten het OCMW en het havenbedrijf niet samenwerken met de bouwmeester, maar ze doen dat spontaan.

Volgens Kristiaan Borret kan de provinciale bouwmeester beginnen als kenniscentrum en als iemand die op een behoorlijke manier wedstrijden organiseert. Hij biedt procedures aan en kan o.a. de wet op de overheidsopdrachten mee in het oog houden, de ‘juridische ballast’. Borret maakt  in het takenpakket van de bouwmeester onderscheid tussen enerzijds dienstverlening en anderzijds de opvolging van grote projecten.

Tim Vekemans verwijst naar Jo Coenen, ex-rijksbouwmeester van Nederland, die tijdens de eerste Staten-Generaal voorstelde om eraan te beginnen, om niet te wachten tot de 44 gemeenten overtuigd zijn. Die overtuiging komt wel.

Kwaliteit in de specifieke Limburgse situatie

Voor Herman Reynders is vooral het woord kwaliteit essentieel. Hij vraagt zich af of je kwaliteit in ruimtelijke ordening kan hebben bij een opdeling van Limburg in 44 entiteiten, die elk op een eigen manier beslissingen nemen. Hij vindt dat dit niet kan. Je moet dit optrekken naar een hoger niveau en dan kom je tot het verhaal van de Stad Limburg en van de provinciale bouwmeester. De bouwmeester moet mensen doen nadenken over kwaliteit. Toparchitectuur zou een versterking zijn voor het toeristische aanbod dat Limburg heeft.

Ook Kristiaan Borret vindt Limburg – door de eigenheid van de provincie – geschikt voor een provinciaal bouwmeester. Doordat het nederzettingspatroon verspreid is moet je op het bovenlokaal niveau werken. Bij gebrek aan een intercommunale is de provincie hét aangewezen niveau in Limburg. Dit kan in andere provincies anders zijn. Een provinciaal bouwmeester in Antwerpen heeft geen zin.

Herman Reynders beaamt dat in Limburg de provincie het beste niveau is voor bovengemeentelijke samenwerking maar dat dat in andere provincies anders kan zijn. We hebben echter niet de gewoonte om het per provincie verschillend aan te pakken. Reynders verwijst naar zijn pleidooi voor stadsgewesten. Je zou stadsgewest Leiedal kunnen hebben, stadsgewest Kust, stadsgewest Antwerpen, stadsgewest Turnhout en hier zou dat stadsgewest Limburg zijn.

Tim Vekemans: “Noem Limburg een stad en je kan de Limburgse bouwmeester een stadsbouwmeester noemen.”

Link met bestaande projecten

Roel De Ridder haalt T.op Limburg aan. De praatgasten zijn het erover eens dat een dergelijk project een dynamiek kan opwekken op voorwaarde dat er een grote betrokkenheid is. Kristiaan Borret vindt T.op Limburg belangrijk, maar maakt de bedenking dat dit een planningskader is – abstract en op lange termijn. Hij wijst op het belang van concrete projecten. Door concrete projecten te begeleiden kan je tonen dat bovengemeentelijke afstemming nuttig is. Zo kan je vertrouwen winnen bij de gemeenten. In de eerste dialoog werd geopperd dat de bouwmeester een charismatisch figuur moet zijn. Borrets uitspraak ’je doet je best voor de bouwmeester’ sluit daarbij aan.

Ook het Spartacusproject biedt veel mogelijkheden. Dit is veel meer dan een mobiliteitsproject. Waar is de ruimtelijke verankering van deze tramlijnen? Daar zou iemand – vanuit provincieniveau – zijn pijlen op moeten richten. Kristiaan Borret beaamt dat je daar op het strategische niveau van de provincie zit, wat nu ontbreekt. Daarvoor heb je projectleiding op provinciaal niveau nodig.

Herman Reynders verwijst naar het structuurplan voor Limburg, dat in feite een som is van de plannen van de 44 gemeenten. Reynders wil meer visie willen ontwikkelen voor Limburg als één geheel, en op basis daarvan de gemeenten bij elkaar brengen.

Het Nationaal Park is een mooi Limburgs project; het Spartacusproject moet daarop afgestemd worden. Grote projecten moeten gelinkt zijn.

Wat kan de provinciale bouwmeester doen?

Volgens Kristiaan Borret moet een bouwmeester dingen in vraag stellen, met de ambitie om zo tot een kwalitatieve oplossing te komen. Een bouwmeester doet nadenken of de aanpak juist is. Hij moet niet zelf met oplossingen komen, maar hij moet de vraag wel goed stellen. Een bouwmeester moet zichzelf ook niet wijsmaken dat goede architectuur aan hem te danken is. Die is te danken aan goede architecten. De bouwmeester moet twee ambities hebben: kwaliteit en bovengemeentelijke samenwerking.

Een kerntaak van de provinciale bouwmeester is het organiseren van procedures voor de aanstelling van een architect. De dienstverlening – bouwmeester als kenniscentrum – kan zich daarop richten: goede procedures, een nieuwsbrief die de procedures bekendmaakt en die wedstrijden op een aantrekkelijke manier voorstelt, zodat je goede bureaus aantrekt.

Volgens Tim Vekemans hebben open oproepen ook internationale ontwerpers naar Limburg gehaald, met een positief effect op de kwaliteit. Kristiaan Borret merkt hierbij op dat architectuurkwaliteit niet alleen voor grote projecten van belang is. Architectuurbeleid kun je ook voeren voor kleinere projecten, zoals containerparken. Procedures zijn hier heel belangrijk om goede inzendingen te krijgen en architecten te kunnen kiezen. Kwaliteitsverbetering komt vanuit een goede projectdefinitie. Dit wordt beaamd vanuit het publiek: gemeenten moeten geholpen worden om ’goede vragen’ te stellen, want je krijgt pas een goed antwoord als de vraag goed is.

Naast het opzetten van procedures kan de bouwmeester de gemeentelijke diensten coachen, het beleid adviseren en strategische projecten opvolgen. Borret gelooft niet in een loutere procesaanpak, hij had als bouwmeester een project nodig. Om dat project in goede banen te leiden zet je een proces op. Kristiaan Borret vindt het bij de Vlaamse bouwmeester een euvel dat hij trajecten niet volledig volgt. Hij is enkel betrokken bij de projectdefinitie en de aanstelling van een architect.

Borret waarschuwt wel om de twee polen – enerzijds het opzetten van procedures en anderzijds het opvolgen van grote strategische projecten – niet teveel te mengen.

Hij haalt ook een voorbeeld aan van nuttige bovengemeentelijke samenwerking: het aanleggen van architectenpoules. Dit is een goede manier is om de interesse van architecten te wekken. ‘Hieruit worden de volgende vier jaar architecten gekozen voor allerhande opdrachten‘ is aantrekkelijker dan ‘We zoeken een architect voor een kribbe in gemeente X‘. Nadien is die poule een snel middel om een architect aan te stellen, omdat een deel van de procedure al gebeurd is. Een poule op bovengemeentelijk niveau verleent de gemeenten meer efficiëntie en snelheid. Een aantal logistieke taken wordt uit handen genomen van de gemeenten.

Meer stedelijkheid, minder grenzen

Gideon Boie richt zich tot de gouverneur: “U pleit voor meer stedelijkheid, maar daarbij geeft u aan dat het niet zozeer over ruimte gaat. U benadrukt vooral het menselijke aspect.” Volgens Herman Reynders is het pleidooi dubbel: enerzijds meer samenwerking, anderzijds meer stedelijke beleving.

Niet iedereen is het eens met zijn pleidooi voor meer stedelijkheid. Het is van belang om hierover een compromis te vinden. Meer stedelijkheid leidt tegelijk naar meer landelijkheid, maar dat is niet makkelijk om uit te leggen. Je kan ook spreken over meer ‘stedelijke netwerken’ – waarbij naast Hasselt en Genk ook de kleinstedelijke gebieden duidelijker betrokken zijn – maar ‘stad Limburg’ klinkt krachtiger. Je zou het verhaal van stedelijkheid kunnen doortrekken naar heel Vlaanderen en over Stad Vlaanderen spreken!

Volgens Kristiaan Borret slagen we er niet in om woorden te vinden die vertellen dat er een ander soort stedelijkheid bestaat dan ‘dicht bij elkaar wonen’. C-mine kan als voorbeeld dienen: heel stedelijk, maar de gebouwen zijn geen grote bouwblokken.

Het verhaal gaat verder dan de provinciegrenzen. Als je spreekt over stedelijkheid in Limburg is ook Maastricht betrokken partij. In bv. Bilzen zijn er heel wat mensen afgestemd op Maastricht. Ook Eindhoven is betrokken partij. Dit over-de-grens-kijken is een opportuniteit voor de provincie. Ook Luik is belangrijk voor een deel van de Limburgers.

In Vlaanderen beginnen we naar de Euregio te kijken. Ook dit is iets om mee te nemen voor de bouwmeester.

‘Herman Reynders & Kristiaan Borret in gesprek
over de ruimteregie in Limburg’ in C-mine Genk, 3 april 2014

Organisatie: Architectuurwijzer

Moderatoren: Gideon Boie en Roel De Ridder

 

Categories: Architecture

Type: Article

Share: