Article

Alsof de laatste trein vertrokken is

Gideon Boie


2/2/2024, De Standaard

Image: Marc Ryckaert, CC BY-SA (Wikimedia)

De sluiting van de historische hal van het Brugse stationsgebouw is een symptoom van een slepende ziekte, schrijft Gideon Boie. De NMBS handelt erg consequent in haar infrastructurele wanbeheer.

Download PDF

Het opmerkelijke nieuws over de sluiting van de historische wachtzaal van het treinstation in Brugge (DS 19 januari) zal een Bruggeling niet verbazen. Het is al vreemd dat de stationshal als een wachtzaal benoemd wordt. De belangrijkste functie van de stationshal was tot voor kort de loketten herbergen. Dat lijkt evident, maar niet zo voor de NMBS, die wanhopig zoekt naar een “nieuwe invulling door een externe partij”.

Een waterlek diende als alibi om de stationshal te sluiten. De attractie van de stationshal waren de muurschilderingen (1936) van René De Pauw, geborsteld ter ere van het vaderland – er staat: ‘Myn landekyn ter eere’. De taferelen tonen de Blinker en de Stinker, de Guldensporenslag en wat nog allemaal meer. Zelfs een kruisweg van Christus. Uit respect voor de muurschilderingen stond het grote bord met ratelende lettertjes jarenlang op de grond. Het kunstwerk gaf de stationshal een magisch karakter, alsof je even in een schilderij kon verwijlen – maar het was geen wachtzaal.

De eigenlijke wachtzalen van het station lagen aan weerszijden van de vertrekhal, langs de voorgevel met uitzicht op het stationsplein. Het ging om een buffet en een restaurant. Het was de plaats waar je in stijl ontvangen werd voor of na een lange reis. Rondom het station was dan ook in de verste verten geen sociale voorziening te bespeuren. Het oude station lag op ’t Zand, een eindje verderop, om de een of andere reden zijn de cafés daar achtergebleven. Het stationsbuffet leek zo te kunnen rekenen op stamgasten.

Van buffet naar bagagekluis

Een opmerkelijk kenmerk van het Brugse stationsgebouw is de excentrische ligging van de spoortunnel ten opzichte van de stationshal. Daardoor moest je na de aankoop van een ticket nog wat hollen door de gangen. Voordeel was wel dat de aankomende reizigers rechtstreeks naar het voorplein werden geloodst. De lelijke plastic bankjes zijn op een blauwe maandag neergeploft in de stationshal toen het buffet gesloten werd. Het buffet werd omgevormd tot een zaal met bagagekluizen. Het restaurant was al langer dicht.

Het minste wat je na de sluiting van de stationshal kunt zeggen, is dat de NMBS consequent handelt in haar infrastructurele wanbeheer. Nadat de stationshal eerst was gereduceerd tot wachtzaal, wordt ze nu gesloten, alsof de laatste trein vertrokken is. Verbazend is de uitspraak van burgemeester Dirk De fauw, dat het stadsbestuur nog geen standpunt heeft ingenomen. Het spoorbedrijf heeft al heel wat stationnetjes gesloten in het Vlaamse land, maar de stationshal van Brugge is toch van een ander kaliber.

Het noorden kwijt

Brugge is een provinciehoofdstad en vooral een toeristische trekpleister. Unesco-werelderfgoed, weet u wel. De trein voert elke dag stromen dagjestoeristen aan. Het Travel Center, dat aan de achterkant werd geopend, lijkt een symptoom van een station dat het noorden kwijt is.

Stel geen vragen over de architectuur, het spoorbedrijf is al content dat de trein op tijd vertrokken is. Het stadscentrum ligt wel degelijk aan de voorkant van het station. Dat is ook de kant waar in 2017 de nieuwe busterminal van De Lijn werd geopend, een voorbeeldproject naar een ontwerp van URA-architecten.

Ook de wandeling tussen het station en ‘t Zand is het resultaat van een groots stedenbouwkundig plan, getekend door architect Huib Hoste (1938) – afkomstig van Brugge. Het plan was geïnspireerd op de befaamde Ville Radieuse van Le Corbusier, maar de zigzaggende woonblokken waren net iets té modern voor Brugge. Het plan leidde wel tot het Koning Albert I-park, een sierlijke groene verbinding tussen stad en station, naar ontwerp van architecten Lantsoght en Van der Moeren (1941).

Die architectuurgeschiedenis heeft het spoorbedrijf allesbehalve geïnspireerd. De zogenoemde ‘kant Sint-Michiels’ was altijd al een kale vlakte met parking. De aanbouw van het Vlaams Administratief Centrum, geopend in 2012, was logistiek een slimme zet, maar heeft niets veranderd aan het karakter van dat niemandsland.

De achterkant is een desolate doorgang naar de parking en de expressweg verderop, en leidt ook naar de scholencampus. Langs die achterkant kunnen nu ook de toeristen op zoek gaan naar het werelderfgoed.

Gideon Boie, “Alsof de laatste trein vertrokken is”, De Standaard, 2 februari 2024, 28.

Categories: Architecture

Type: Article

Share: