Article
Uplace of Shopping K? Nee, bedankt
Gideon Boie
01/12/2017, A+ 269
Sinds Michael Sorkin was de shopping mall een anathema. Elke discussie over shopping begon en eindigde bij een kritiek op het themapark. In tegenstelling hiermee, vormt Shopping K een unicum in het architectuurlandschap van België. Voor het eerst werd het mogelijk om je als architectuurminnaar te bekennen tot het winkelcentrum. Dit artikel schetst de architectuur van een vals dilemma rond winkelcentra.
Rem Koolhaas bracht een kritiek op de slechte smaak van de markt in de vorm van een lofzang op de ‘city of exacerbated differences’. Niets van dit alles in het Architectuurboek nr. 10 Radicale Gemeenplaatsen – Europese architectuur uit Vlaanderen (2012). Het winkelcentrum van Robbrecht & Daem architecten op de Bijstandssite in Kortrijk wordt aangekondigd als een heel gevoelig ontwerp dat naadloos aansluit op het bestaande weefsel. Zo is het winkelcentrum niet enkel naar binnen gericht, maar heeft het ook een gevel aan de buitenkant. De ondergrondse parking haalt de obligate toeleveringskades weg uit het straatbeeld. De toren met extra appartementen vormt een baken in de stad.
Deze analyse stelt de auteurs André Loeckx en Els Vervloesem in staat om Shopping K te presenteren als duurzaam alternatief op de randstedelijke shoppingmall. Ze refereren hiermee expliciet naar het indertijd fel gecontesteerde Uplace project op de voormalige Renault terreinen aan de viaduct van Vilvoorde – dat ondertussen een levende dode lijkt. Of toch niet? Nu het stof is neergedwarreld lijkt het goed om de laudatio van de stedelijke shopping mall onder de loep te nemen. Er zijn een paar kronkels die aandacht vragen.
1) Architectuur van de derde weg
Shopping K wordt in het Architectuurboek gepresenteerd als een ‘motor van stedelijke transitie’. Dat is begrijpelijk. De schaal om stedenbouw te bedrijven in België is ongeveer 5 à 6 meter – d.i. de breedte van een rijwoning. Dat is een sterk verschil met pakweg Nederland waar stedenbouw standaard op formaat van het bouwblok gebeurd. In België staat het denken op bouwblok garant voor problemen – al was het maar omdat er heel wat onteigeningen nodig zijn, buurtprotest om de hoek loert, etc. De shopping mall is dus een zeldzame mogelijkheid om stedenbouw te bedrijven in Vlaanderen. Tegelijk is de aanname opmerkelijk. Normaal gezien wordt de vermarkting van de stad gezien als zegen of gesel – afhankelijk van je ideologische voorkeur. De alledaagse pragmatiek van de stedenbouwdienst zorgt vervolgens voor een eerbaar compromis – niet te hoog, niet te blits, niet te veel, niet te ver, etc. Stedenbouw is de kunst van het uitvlakken van ‘overdreven verschillen’ tot een middelmaat waar iedereen mee kan leven. Deze figuur wordt in de argumentatie van Shopping K ondersteboven gezet. De vraag hoe we de problemen van de vermarkting van de stad kunnen aanpakken krijgt een krachtig antwoord: door méér vermarkting. De leegstand in het lokale winkelbestand wordt beantwoord met nieuwe panden (ongeveer 50.000 m² voor retail), het eenzijdige programma wordt voorkomen met een toren van 8 bouwlagen (goed voor alles samen 41 appartementen), de verkeersdruk wordt beantwoord met een ondergrondse garage met vier ondergrondse niveau’s (goed voor 1250 plaatsen), etc.
2) Neoliberalisme met Belgische kenmerken
De architecturale kwaliteit van Shopping K is het resultaat van een ‘gewaagd maar geslaagd huwelijk’, schrijven Loeckx en Vervloesem. Eerst was er een project op kleine schaal met ontwikkelaar Van Roey en architecten Buro II. Het project werd opgewaardeerd tot een ‘Stadsvernieuwingsproject’ met subsidie en ondersteuning vanuit het Vlaams Stedenbeleid. Het stelt het stadsontwikkelingsbedrijf in staat om het ambitieniveau bij de publiekprivate samenwerking te verdubbelen. Dankzij het aantrekken van de Nederlandse investeringsmaatschappij ForumInvest NV is een radicaal project uitgewerkt. Van Roey werkte samen met Van Laere voor de algemene bouwaanneming. Robbrecht & Daem architecten kwamen op het toneel als architect (geen idee wat er van Buro II geworden is). Het resultaat is dat Shopping K een ultracommercieel project geworden, maar kreeg via het Stedenbeleid stevige flankerende voorwaarden opgelegd kreeg. Opmerkelijk is dat de rol van architecturale kwaliteit niet langer verzachtende maatregelen zijn. De hoogwaardige architecturale kwaliteit van de shopping mall zorgt voor een ruimtelijke, sociale en economische meerwaarde, schrijft het Architectuurboek. De omvang van het winkelproject werd groter (en de bouwenveloppe sluit dus een grotere portie van de stad in) én zorgt tegelijk voor de groei van het lokale winkelbestand (men spreekt zelfs van een versterking van het lokale handelsbestand). De architecturale kwaliteit vormt in Shopping K het glijmiddel om de vermarkting van de stad radicaal door te voeren.
3) Zo duurzaam als een fantasmagorie
Het Architectuurboek duidt toch voorzichtig één probleempuntje in Shopping K aan. Het winkelcentrum zou toegankelijker gemaakt moeten worden voor niet-consumenten, ook buiten de openingstijden van de winkels. Het winkelcentrum sluit naadloos aan op het omliggende stratenpatroon, maar sluit wel de deuren om 19 uur – dat is wel heel erg sneu. Het brengt ons op het argument dat Shopping K een duurzaam alternatief vormt op haar randstedelijke evenbeeld. Doorslaggevende succesfactor van een shopping mall is de aantrekkingskracht die het uitoefent op de consument. Hierdoor staat Shopping K altijd in competitie met haar concurrenten in de periferie of in naburige steden, in het geval van Kortrijk zeker ook voorbij de grens met Frankrijk. Walter Benjamin beschreef lang geleden hoe snel de aandacht van de flaneur permanent verglijdt van het ene naar het andere koopwaar en zijn onstilbare honger telkens op zoek gaat naar nieuwe ruimten die de fantasmagorie voeden. Hierbij was Benjamin verbaasd om te zien dat de magie van de passages zo snel uitgewerkt was – hij beschrijft de passages die overgenomen zijn door brocanterie en verkopers van valse gebitten – en de consument zich inmiddels verdrong in het nieuwe wonder van de Grand Magasins. Het succes van de ene stond in relatie tot het falen van de ander – alsof het communicerende vaten zijn. De vraag was indertijd hoe lang de grote warenhuizen op de Grands Boulevards het zouden uitzingen en hoe de ruimte voor warenconsumptie nog meer totaal kon bedacht worden.
*
Hiermee hebben we drie elementen om de keuze tussen Uplace en Shopping K te deconstrueren als wat Slavoj Zizek een ‘valse keuze’ genoemd heeft. Ja, de randstedelijke shopping mall is een plaag voor de stad, maar we verwikkelen in een cirkelredenering door alle hoop te stellen op binnenstedelijke winkelcentrums. In dat geval leveren we de stad over aan de krachten die we eerst wouden bestrijden en voeden we de concurrentieslag tussen winkelcentra/steden. Elk winkelcentrum voedt de droom van een nog meer directe en totale bevrediging van de verlangens bij de consument. Junkspace is de naam die architecten geven aan de ruimte die overblijft als de droom van het modernisme uitgewerkt is. De toekomst van Shopping K valt moeilijk te voorspellen. Wie weet is Kortrijk in 2050 pionier in de 24-uurs economie. In de tussentijd bedank ik vriendelijk voor een vals dilemma.
Categories: Architecture
Type: Article