Article
Open Oproep, een handleiding
Gideon Boie
2013, Vlaams Bouwmeester
Een publiek archief. De volgende bladzijden bieden een eerste inkijk in het Open Oproep archief. De Vlaams Bouwmeester wou hiermee de Open Oproep presenteren als een ontwerpend onderzoek. Een vijftiental oproepen worden uiterst bondig beschreven, telkens met aandacht voor de opdracht en de drie à vijf variaties die hierbinnen uitgewerkt worden.
"Het leek ons dan ook hoog tijd om – niet zonder enige trots – de hele oogst tegen het licht te houden. [...] Deze handleiding brengt een scherpe synthese, gestoffeerd met kritische beschouwingen. Zij zullen ons inspireren bij de constante verfijning van de procedure, opdat de Open Oproep steeds beter zou resulteren in maatwerk voor de publieke opdrachtgever." (Peter Swinnen)
Download PDF (NL) / Download PDF (EN)
Leeswijzer
De Open Oproep is een bouwsteen van de architectuurcultuur in Vlaanderen. De beperkte gunningsprocedure slaat een brug tussen voorbeeldig opdrachtgeverschap en gerichte ontwerpdiscipline. De onderstaande selectie van 15 x 5 projecten biedt een staalkaart.
Elke projectbeschrijving begint met de projectdefinitie. Hiermee communiceert de opdrachtgever de uitdagingen en verwachtingen die aan de basis liggen van de ontwerpopgave. De projectdefinitie kijkt verder dan het programma van eisen en biedt het thema waarop de ontwerpvoorstellen variëren.
Vervolgens worden de vijf ontwerpvoorstellen beschreven. Het vormt een toetssteen voor de opvattingen, intenties en procesbereidheid van de geselecteerde ontwerpteams. In de onderhandeling is laagste prijs of opvallend experiment niet van tel. Doorslaggevend is de aansluiting van het aanbod op de originele vraag van de opdrachtgever.
De selectie van de kandidaten en uiteindelijke gunning blijven in het overzicht buiten beschouwing. De beschrijving weerhoudt zich tevens van retroactieve kwalificaties en reflecties. Centraal staat de massa ontwerpkennis die een vitale rol speelt in het proces van de Open Oproep, maar vooralsnog geen plaats kent in de annalen.
De projectbeschrijving blijft trouw aan het ontwerpdiscours van de betrokken ontwerpteams en filtert de eigenzinnige herhaling van de opdracht. Elk ontwerpvoorstel wordt begrijpelijk in relatie tot de vraag van de opdrachtgever en de concurrerende ideeën. Architectuur toont zich dienstbaar in tal van uitdagingen in Vlaanderen en Antwerpen in het bijzonder.
1 KMSK Antwerpen (OO0417)
Vijf updates van een 19de-eeuwse museumarchitectuur
Opdracht
De huisvesting van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) dateert uit het eind van de 19de eeuw. De imposante kunsttempel is een ontwerp van architecten J.J. Winders en F. Van Dijck. De toenmalige bekommernis voor de veilige berging van de kunstschatten belemmert vandaag de publiekswerking. De opdrachtgever vraagt een actualisering van het museumgebouw overeenkomstig de behoeften van de 21ste eeuw.
Met het oog op een professioneel beheer van de collectie vormen veiligheid en klimaatregeling de eerste prioriteit. Tevens is er nood aan meer internationale uitstraling én een aangename werkomgeving voor de museumstaf. De opdracht betreft de opmaak van een masterplan voor de aanpassing van de museuminfrastructuur. De publiekswerking en de inrichting van werkplekken worden in een volgende fase toegevoegd aan de opdracht.
Locatie
- Leopold De Waelplaats, Antwerpen
Budget
- 39.000.000 €
Ontwerpteams
- 51N4E
- Claus en Kaan Architecten
- Driesen Meersman Thomaes Architecten
- Jeanne Dekkers Architectuur
- TV BAS TOP office
1.1 51N4E
Het masterplan laat zich leiden door de dwingende structuur van het 19de-eeuwse gebouw. De nieuwe programmatie wordt ingepast binnen de bestaande verschijningsvorm van het gebouw. De kelderverdieping wordt ingericht als bibliotheek met een eigen ingang aan de achtergevel. Het auditorium komt centraal in het gebouw te liggen en verbindt de kelder met de bel-etage. Het tentoonstellingscircuit begint op de bel-etage en loopt verder naar de hoger gelegen verdieping waar de topstukken uitgestald staan. Eventuele ingrepen gaan naadloos op in de bestaande architectuur. Enkel binnen de vier patio’s wordt afgeweken van de oorspronkelijke schaal, vorm, opdeling en verschijning van het museum. De patio’s bieden ruimte aan de publiekslift, logistieke voorzieningen, interne museumtuin en goederentransport.
De bijkomende ruimte voor het collectiebeheer wordt buiten het bestaande gebouw gerealiseerd. Het depot, de art-handling, het restauratieatelier, de kantoren en de parking worden in een ondergronds complex ondergebracht. De grillige vorm van de ondergrondse uitbreiding verwijst naar de archeologische relicten van de Spaanse citadel. Een centrale, cirkelvormige patio brengt niet alleen licht binnen in de ondergrondse werkruimten, maar biedt voorbijgangers ook een inkijk in de interne keuken van het museum. De patio vervult zo een structurerende rol in de publieke ruimte rond het museum. Er ontstaat een stedelijke dynamiek aan de achtergevel die inspeelt op de nieuwe aanleg van de Leopold De Waelplaats.
1.1 Claus en Kaan Architecten
De ontwerpers stellen een inbreiding voor van het bestaande gebouw. Het oorspronkelijke volume blijft behouden, maar zes patio’s worden afgebakend waarbinnen een afwijkende vloerverdeling aangebracht wordt. Dankzij de ingreep wordt bovenop de bestaande 15200 m² een extra nuttige vloeroppervlakte van 3600 m² gecreëerd. Een uitbreiding van het gebouw wordt hiermee overbodig. De gewonnen vloeroppervlakte wordt gebruikt als expositieruimte en opereert onafhankelijk in het bestaande museum. De verticale circulatie wordt verborgen achter voorzetwanden. Een nieuwe dakverdieping zorgt voor de onderlinge verbinding van de toegevoegde ruimtes.
Het masterplan voorziet in een volledige restauratie van de buitengevels naar de authentieke plannen. De zichtlijnen op het monumentale museumgebouw in de straten rondom blijven hierdoor gerespecteerd. Ook de uitbreiding op het dak raakt niet aan de buitenschil van het gebouw. De verschijning van het museum blijft op straatniveau intact. Het masterplan zet in op een maximale werking van het museum door de inbreng van extra programmaonderdelen, zoals o.a. een academie. Op die manier wordt de impact van het museum op de omgeving verzekerd. De diverse bezoekersstromen zullen op natuurlijke wijze het leven en ritme van de buurt bepalen.
1.2 Driesen Meersman Thomaes Architecten
De architecten gaan uit van de vele praktische noden die het hedendaagse gebruik van het 19de-eeuwse museumgebouw met zich meebrengt. De structurele verbouwing uit 1923-27 wordt gedeeltelijk ongedaan gemaakt. De zes patio’s worden vrijgemaakt en opnieuw ingevuld naar gelang van de noden per verdieping. Zo wordt in de kelderverdieping het bestaande depot en prentenkabinet aangevuld met een auditorium in de voormalige patio. Het auditorium is hierdoor een extra hoge ruimte die tot op de bel-etage reikt. Ook de patio die benut wordt voor de goederenlift, blijft open over twee verdiepingen. Het parcours door de tentoonstellingszalen wordt hersteld volgens de oorspronkelijke opzet. Ook de inrichting van de zalen en de voormalige beeldengalerij worden hersteld.
Het museum wordt uitgebreid met een volume aan de Schildersstraat. Het bestaat uit drie bovengrondse verdiepingen met kantoor- en opslagruimte en een ondergrondse verdieping met een nieuwe ingang. Ook een dienstparking wordt geïntegreerd. Het transport van kunstwerken vormt immers een pijnpunt in het museum. Het ondergronds volume maakt beschut laden en lossen mogelijk. Het biedt ook via een ondergronds gangenstelsel rechtstreeks toegang tot de goederenlift, die vanuit een patio alle verdiepingen van het museum bedient. De nieuwbouw is enkel zichtbaar ter hoogte van de hellingbaan. Het volume krijgt een grillige vorm die verwijst naar de omtrekken van het voormalige Zuidkasteel.
1.3 Jeanne Dekkers Architectuur
De ontwerper stelt een aantal interventies voor die de oorspronkelijke kwaliteiten van het 19de-eeuwse museum onderstrepen. De belangrijkste ingreep is het openbreken van het gesloten gebouw naar de omgeving. Achter de colonnade wordt een transparante glasgevel geplaatst die licht brengt in de nieuwe publieksruimten. De glaspartij dient ook als scherm voor een geprojecteerde afbeelding van de Heilige Barbara van Jan van Eyck. Boven de hal wordt een statige salon ingericht. Onder het bordes aan de voorgevel wordt een auditorium voorzien met bijbehorende foyer.
Het masterplan wint extra nuttige vloeroppervlakte door een nieuwe glazen dakconstructie te voorzien. Hierdoor ontstaat rond de lichtkoepels van de bovenzalen een nieuwe zolderverdieping die benut wordt als tentoonstellingsruimte. Tegelijk valt daglicht in de nieuwe open circulatiezone binnen drie voormalige patio’s. Het nieuwe trappencircuit creëert in het hart van het gebouw een verticale open circulatiezone van kelder tot zolder. De dakconstructie maakt het museum goed zichtbaar vanuit de omgeving. Hiervoor worden enkele varianten uitgewerkt. Het glazen dak laat het museum ’s avonds functioneren als een lichtbaken op het Zuid.
1.4 TV BAS TOP office
Het ontwerpersteam voorziet een nieuwbouw parallel aan de zijgevel op de kop van de Zwijgerstraat. De nieuwbouw biedt ruimte aan alle ondersteunende diensten en reserveert het 19de-eeuwse museum voor de oorspronkelijke tentoonstellingsfunctie. De nieuwbouw functioneert tevens als nieuwe toegang tot het museum. De trappen van het bordes zijn immers niet aanpasbaar voor mindervaliden zonder afbreuk te doen aan de compositie van het bestaande gebouw. Op elk niveau wordt een brug gelegd tussen het nieuwe en het bestaande gebouw. De nieuwbouw dwingt tot een radicaal ander circulatie doorheen het museum. Het masterplan doet in deze fase van het ontwerp geen uitspraak over het ruimtegebruik.
Een nieuwe transparante huid overkapt het 19de-eeuwse museum én de nieuwbouw. Tussen de twee volumes ontstaat een tuin die ook kan gebruikt worden voor de presentatie van monumenten. De transparante huid biedt in één beweging de oplossing voor alle uitdagingen op het vlak van structuur, energie, fasering en identiteit. Ze laat ook de mogelijkheid open om in de toekomst veranderingen door te voeren. Opnieuw wordt geen uitspraak gedaan over de specifieke vorm die de nieuwe huid. Afhankelijk van de voorkeur van de opdrachtgever kan het gebouw geheel of gedeeltelijk overkapt worden. De omtrekken van de voormalige Spaanse vesting kunnen eventueel de snijlijn bepalen. Een andere optie is om de gedecoreerde voor- en achtergevel vrij te laten om zo nadruk te leggen op het oorspronkelijke museumgebouw.
2 Voetgangers- en fietsersbrug Knokke-Heist (OO0512)
Vijf ontwerpen voor een geïntegreerde verkeersinfrastructuur
Opdracht
Een voetgangers- en fietsersbrug wordt voorzien over de Elisabethlaan (N34) op de grens van Zeebrugge en Heist. Op deze plaats eindigt de Zeedijk abrupt door de ontwikkeling van de haven. Wandelaars en fietsers worden afgeleid door Zeebrugge-dorp. De Elisabethlaan vormt hierbij een levensgevaarlijk obstakel van vier rijvakken en een bedding voor de kust-tram. De opdrachtgever vraagt een nieuwe voetgangers- en fietsersbrug die de zachte weggebruiker in staat stelt veilig en ongestoord het parcours verder te zetten.
Een bijkomende verwachting legt de opdrachtgever in de opwaardering van de blauwgroene attractiewaarde van het havengebied. De voetgangers- en fietsersbrug zal functioneren als een knooppunt in het toeristisch-recreatief fietsnetwerk van de Provincie West-Vlaanderen. Het vormt een missende schakel die de fietsroutes van de kust verbindt met de routes van het Brugse ommeland. De brughoofden steunen in natuurgebied met diverse vegetatie, zoals de Baai van Heist enerzijds en de Sashul/Vuurtorenweiden anderzijds.
Opdrachtgever
- AWZ – Afdeling Waterwegen Kust
Locatie
- Koninklijke Baan, Knokke-Heist
Budget
- 1.700.000 €
Ontwerpteams
- De Bruycker – De Brock Architecten/ Architect Brigitte D’Hoore
- TV TOP Office – BAS
- Ney & Partners
- Urban Platform
- TV Zwarts en Jansma – Technum
2.1 De Bruycker – De Brock Architecten/ Architect Brigitte D’Hoore
Het ontwerp voorziet in een hyperstatisch element met drie overspanningen tot 38 meter. Het loopvlak en de borstwering vormen samen een stijve constructie. Het grillige motief ontstaat door structureel onnuttig materiaal weg te snijden uit de massieve delen van het opgespannen beton. De vorm van de perforaties verwijzen naar het natuurlijke materiaal in de omgeving van de brug, zoals schelpen, visschubben en zandkorrels. De detaillering en uitstraling van de brug verwijst naar de modernistische architectuur van de burgerlijke objecten in het kustgebied. Zo wordt het beton uitgevoerd in een kalk-witte variant en worden de perforaties ingekleurd met de maritieme signalisatiekleuren rood of groen.
De voetgangers- en fietsersbrug kruist de Elisabethlaan loodrecht en horizontaal. Hierdoor vormt de brug een duidelijke poort tussen Zeebrugge en Knokke-Heist. Met het oog hierop hellen de steunberen van de brug licht over in de richting van Knokke en wordt de brug van binnenuit verlicht. De horizontale brug respecteert tegelijk de verticale elementen in het landschap – in het bijzonder de vuurtorens en de verlichtingspalen. Om het zicht op de vuurtorens te optimaliseren wordt aan beide zijden van de brug de rechte aanlooplijn afgebogen. Aan de kustzijde ontstaat een rustplek in de bocht van het fietspad. De aanleg van stevige bermen voorkomt zandverplaatsing en garandeert het natuurlijke landschap.
2.2 TV TOP Office – BAS
Het ontwerp verbindt met een gebogen brugdek de beide zijden van de Elisabethlaan. De overspanning van zes meter wordt overwonnen met verticale kolommen. De balustrade is horizontaal. Conflicten tussen de verschillende gebruikers van de brug worden vermeden door de voetgangers op een verhoogde vlonder te laten circuleren. Een windscherm met glasinleg beschermd de fietsers en voetgangers tegen westenwind en zandvlagen. De voetgangers- en fietsersbrug krijgt een opvallende geel-oranje kleur.
De aanloop naar de voetgangers- en fietsersbrug ligt in het verlengde van de Zeedijk. Met een rechte hoek wordt de Zeedijk aangesloten op het brugdek en vormt zo een duidelijke breuk in de wandelroute. Anders dan voorzien in de opdracht wordt de brug ingepland op het haventerrein. De brug behoudt hiermee een respectabele afstand tot het appartementsgebouw op de Zeedijk. Op die manier voorkomt het ontwerp dat het wandel- en fietstoerisme conflicteert met de privacy van de bewoners.
2.3 Ney & Partners
Het ontwerp van de nieuwe voetgangers- en fietsersbrug volgt het structureel berekeningsmodel. De brug is opgevat als een ligger op vier steunpunten met een overspanning van 28/46/28 meter. De brug bestaat uit een geplooide staalplaat die opgehangen wordt aan twee steunberen. De materie van de brug situeert zich boven het brugdek. Het brugdek bestaat uit beton met afwerking in kunststof. De openingen in de brug worden bekomen door in het statisch model de onnuttige materie weg te snijden. De balustrade staat onder helling om de dwarskrachten op te vangen. De geplooide staalplaat vormt een natuurlijke barrière tot de bovenleiding van de tram.
De nieuwe voetgangers- en fietsersbrug vormt een vrij zwevende, vloeiende overgang tussen het duinlandschap en het groen natuurgebied. Een keermuur scheidt het fietsverkeer van het autoverkeer op de Zeedijk – dat verbonden wordt met de Elisabethlaan. Het brughoofd herstelt het duinlandschap en richt een plein in rond de oude vuurtoren. Vanop deze plek biedt een wandelpad zicht op de oude vuurtoren aan de overzijde direct van de Elisabethlaan. De twee tussensteunpunten van de brug beperken de voetafdruk op straatniveau. De ruimtelijke leegheid bevordert de zichtbaarheid in het autoverkeer en versterkt het gevoel bij de wandelaars en fietsers daadwerkelijk een obstakel te overstijgen.
2.4 Urban Platform
Het ontwerp toont een eenvoudige draagconstructie van draagbalken en dwarsliggers. Het ruime en vlakke brugdek loopt over in het natuurlandschap aan weerszijden van de Elisabethlaan. De verlengde aanloop zorgt voor een laag hellingspercentage (5%). Door het brugdek afwisselend op de draagbalken en tussen de draagbalken te bevestigen, ontstaat een natuurlijke splitsing voor voetgangers en fietsers. De draagbalk wordt tegelijk gebruikt als zitbank. De brug wordt ondersteund door korte steunberen die de last overdagen op brughoofden die uitgewerkt zijn als een natuurlijk landschap.
De voetgangers- en fietsersbrug voorziet een horizontaal element tussen de bestaande verticale signalen in het landschap, zoals de vuurtorens en het appartementsgebouw. Het materiaal van het brugdek is dezelfde als de houten vlonder op het brughoofd. Hierdoor ontstaat het gevoel bij de gebruiker dat de brug een verlengstuk is van de Zeedijk. De opvallende harmonicavorm biedt de gebruiker telkens wisselende perspectieven op het omliggende natuur- en havenlandschap. De voetgangers- en fietsersbrug wordt zo een ontmoetingsplek waar dagjestoeristen, natuurliefhebbers, sportbeoefenaars en vegetatiesoorten hun tocht aanvangen.
2.5 Zwarts en Jansma / Technum
Het ontwerp voorziet een stalen constructie van 140 meter op zes betonnen steunberen. Een onregelmatige afstand tussen de steunpunten wordt bepaald door het onderliggende landschap. Een bovenliggende boogconstructie neemt de krachten van de overspanning op. De onregelmatige overspanningen vertaald zich in onregelmatig golvende bogen. De boogconstructie is enkelzijdig en schuin geplaatst ten opzicht van het wegdek. De schuine boogconstructie zorgt voor de stijfheid van de constructie. Een gesloten balustrade wordt geplaatst aan weerszijden van het brugdek.
De fietsers- en voetgangersbrug verbindt het wandelpad op de Zeedijk in één rechte lijn met het natuurgebied. Enkel de aanloop van de brug is aan beide zijden gebogen in de richting van Knokke-Heist: enerzijds in het verlengde van de Zeedijk, anderzijds in het verlengde van het fietspad. De aanzet van de brug wordt ver in het landschap aangezet om het hellingspercentage voor fietsers te beperken. De aanwezigheid van de brug in het landschap wordt geminimaliseerd door de slanke constructie. De oude vuurtorens krijgen een nieuwe betekenis als verlichtingspunten voor de brug.
3 Crematorium Heimolen Sint Niklaas (OO0605)
Vijf voorstellen voor een nieuwe uitvaartcultuur (op een bestaand kerkhof)
Opdracht
Begraafplaats Heimolen te Sint-Niklaas is aangeduid als locatie voor het tweede crematorium in de provincie Oost-Vlaanderen. De begraafplaats geniet het voordeel van de nabijheid van de E17 autosnelweg, de aansluiting op openbaar vervoer en een grote parkeerruimte. Tevens kan gebruik worden gemaakt van de bestaande infrastructuur op Heimolen, zoals strooiweiden, urnenbegraafplaats en columbarium.
De opdracht is drieledig en omvat het ontwerpen van een ovenruimte, een afscheidscentrum en een horecagelegenheid. De verschillende onderdelen moeten ondergebracht worden in afzonderlijk gebouwen die functioneren in het samenhangend verband van de crematieplechtigheid. De opdrachtgever drukt de ambitie uit om in de technische programmavertaling recht te doen aan de culturele en existentiële waarde van het levenseinde.
Opdrachtgever
- Intercommunale Westlede
Budget
- 5.500.000 € (inclusief erelonen, meubels en technieken, exclusief btw, oven- en filterinstallaties)
Ontwerpteams
- Stéphane Beel Architecten
- De Smet Vermeulen Architecten
- Amor Fati
- Claus en Kaan Architecten
- Vincent Van Duysen Architects
3.1 Stéphane Beel Architecten
Het ontwerp zet in op de vormgeving van de belangrijkste functie van de begraafplaats: het afscheidsritueel. Met het oog hierop wordt een orthogonaal ruimtelijk plan uitgetekend dat afwijkt van de opdracht. In de eerste plaats wordt de ceremonieruimte gesitueerd aan de achterzijde van de begraafplaats – de voorbestemde plaats van het crematorium. De afstand van het ceremoniegebouw tot de parkeerplaats zorgt voor een pendelbeweging langs een dubbele oprijlaan. Een tweede ingreep voorziet een muur die de begraafplaats afbakent van een voorplein. De muur is tevens de drager van het onthaalgebouw, dat ook plaats biedt om na te praten.
De diverse gebouwen worden met elkaar verbonden door een herkenbare signatuur. Zo is de crematieruimte opgevat als een annex van de ceremoniële ruimte – ook in tegenspraak met de opdracht. Een gemeenschappelijk platform en dito luifel benadrukken de samenhang van de functies. Kleine verschillen in schaal, oriëntatie en afwerking zorgen voor differentiatie. Zo is de ceremonieruimte iets ruimer opgevat en met grote vensterpartijen gericht op de begraafplaats. De ovenruimte heeft daarentegen een beperkte voetafdruk en richt de blik ten hemel. Het gebruik van losse, Perzische tapijten en ruw beton zorgt voor een prikkelend contrast met de strakke vormgeving. De schoorsteen, ten slotte, staat als een boom tussen de bomen.
3.2 De Smet Vermeulen Architecten
Het schetsontwerp vertrekt vanuit de vraag om de gebouwen te verspreiden en de begraafplaats om te vormen tot een volwaardig park. Eigen aan een park is dat het zich afkeert van de context en een eigen structuur, vorm en karakter bezit. Het ontwerp borduurt hiertoe verder op de bestaande diagonale plaatsing van het centrale wandelpad en de columbaria. De wandelafstanden tussen het ceremoniële gebouw, het ovengebouw en het restaurant zorgen ervoor dat nabestaanden een begin maken met het verwerkingsproces. Tegelijk corrigeert de verspreide plaatsing van de gebouwen disfuncties in de bestaande begraafplaats. Zo neemt het ceremoniële gebouw de functie van bushalte in zich op en verdeelt het nog beter de bezoekers over de begraafplaats. Het restaurant is deel van een muur die een niveauverschil overbrugt en direct zicht op de columbaria onmogelijk maakt.
De bescheiden ruimtelijke inrichting en vormgeving van de gebouwen beantwoordt aan de psychologische behoeften van de nabestaanden. Het ovengebouw is licht verschoven ten opzichte van de diagonale zichtlijn op het centrale wandelpad. Ook werd de filterfunctie van het ovengebouw ingegraven om boven het maaiveld een compact volume te bekomen. De bijbehorende strooiweide ligt discreet achter een bos. Het restaurant krijgt de vorm van een boothuis. De eetkamers kijken uit op de vijver en het terras vormt het vertrekpunt van een wandeling door het park.
3.3 Amor Fati
Het ontwerp streeft naar een omgang met de dood die voorbij gaat aan lege symboliek en verbloemd nutsdenken. Met het oog hierop affirmeren de ontwerpers de randstedelijke realiteit en de traagheid in de omgang met de dood. In de eerste plaats centraliseert het ontwerp alle programmaonderdelen op de plek die voorgeschreven is voor het ovengebouw en informeel dienst doet als mestvaalt. In een modulaire eenheid van drie verdiepingen hoog ontstaat een parcours waarlangs de rouwstoet alle stadia van het afscheid doorloopt. De ruimtes voor familiebijeenkomst, rouwplechtigheid, crematie, maaltijd, bevoorrading, technische installaties en dergelijke meer worden in directe confrontatie met elkaar aanwezig gesteld.
In de tweede plaats doorbreekt het ontwerp de afgesloten ruimte van de begraafplaats. Een nieuwe toegang tot de begraafplaats wordt voorzien op de parking aan de E17 autosnelweg – wat de toevoer van personen en goederen aanzienlijk vergemakkelijkt. Door de hoogte van het gebouw krijgen de bezoekers uitzicht op het drukke autoverkeer en het industrieterrein aan de overkant. Om het publieke karakter van het gebouw te versterken is het open voor weer en wind en dus 24/24 uur toegankelijk. Als gevel wordt hekwerk uit gegalvaniseerd staal voorzien met waar nodig een extra afscheiding van industriële strippengordijnen. Ten slotte wordt de betonnen structuur ingestreken met zwarte epoxy-koolteer, waarin de namen van de overledenen worden gegrift.
3.4 Claus en Kaan Architecten
Het schetsontwerp voorziet twee gebouwen die met een waardige, universele symboliek allure geven aan het crematieprogramma. De twee gebouwen worden zo ver mogelijk uit elkaar geplaatst, maar niettemin verbonden door een zichtlijn dwars over de weidse begraafplaats. De ovenruimte wordt gesitueerd aan de achterzijde van de begraafplaats – op de plaats die voorgeschreven werd door de opdrachtgever. De ceremoniële ruimte wordt samengevoegd met de horecagelegenheid en gesitueerd aan de oostelijke ingang van de begraafplaats. In deze hoek van het terrein kan de Baenslandstraat als discrete toegangsweg fungeren voor personen en goederen.
De verbondenheid tussen beide gebouwen wordt benadrukt door het ontwerp ervan te spiegelen. De ceremonie- en horecaruimten worden onder een groot zwevend dak ondergebracht. Op het gelijkvloers niveau ontstaat hierdoor een halfopen, continue ruimte voor onthaal en ontmoeting. Het dak vangt de hoogteverschillen op tussen de diverse aula’s en familiezalen. Het ovengebouw staat daarentegen solitair op een groot betonnen vlak dat in de maatvoering refereert aan het ceremoniegebouw. De drie ovens staan vrij in de ruimte en zijn voor de nieuwsgierige voorbijganger zichtbaar door de geperforeerde gevelstructuur. De gevels onttrekken de schoorsteen, technische installaties en dienstlokalen aan het oog.
3.5 Vincent Van Duysen Architects
De centrale ingreep die wordt voorgesteld is de aanleg van een sokkel over de hele breedte van de begraafplaats. De sokkel vervangt de huidige groene buffer tussen parking en begraafplaats en markeert de oostelijke en westelijke toegang. De monolithische sokkelstructuur biedt onderdak aan het nieuwe afscheidscentrum. Openingen in het volume en een interne waterpartij zorgen voor een spel van licht en beweging en dematerialiseren de solide ruimte. Ter hoogte van de grote en kleine aula (geschikt voor respectievelijk 500 en 100 personen) krijgt de sokkel een verhoging. Bovenop de sokkel bevinden zich diverse functies, zoals een rustplek, een plein met bomen en het columbarium. De patio zorgt voor licht in de ingebouwde horecafaciliteiten.
De ovenruimte wordt gepositioneerd achteraan op de begraafplaats. De route erheen volgt min of meer de bestaande wandelpaden en vertakt naar de westelijke toegang. Hierdoor wordt het mogelijk om de circulatiestromen op de begraafplaats te scheiden en de bestaande begraafplaats te vrijwaren van druk verkeer. Een ondergrondse verdieping met inrijmogelijkheid, technische installaties en personeelsruimten zorgt voor een bescheiden verschijning van het ovengebouw. Deze indruk wordt versterkt door de gedeeltelijk in glas opgetrokken gevel die het licht onregelmatig reflecteert. Met dezelfde bedoeling is ook de schoorsteen opgevat als een verzelfstandigd sculpturaal element, dat op een afstand geplaatst is tussen de bomen.
4 Watersilo Beersel (OO1406)
Vijf schetsen voor een nutsvoorziening annex landmark
Opdracht
Een nieuwe watersilo met een capaciteit van 3000 m³ moet de bestaande watertoren van 500 m³ en bijbehorende ondergrondse waterreservoirs vervangen. De kosten voor renovatie en onderhoud van de bestaande infrastructuur – daterend uit 1938 – overstijgen immers de kosten voor nieuwbouw. Afbraak van de bestaande watertoren is wenselijk voor zover dit weinig bijkomende ingrepen en investeringen vergt. Voor de opdrachtgever primeert de drinkwatervoorziening in de regio. De watertoren is een autonoom object dat geoperationaliseerd en gecontroleerd wordt van op afstand. De watertoren wordt slechts tweemaal per jaar bezocht in functie van inspectie en staalafname. De toren bevat geen elektrische pomp- of verwarmingsinstallaties.
De betekenis van de watersilo overstijgt echter de watervoorziening. De watertoren functioneert ook als landmark in het omliggende gebied. Het open landschap heeft een agrarische bestemming en vooralsnog zijn geen woonuitbreidingen gepland. De routes zijn geliefd bij wielertoeristen onder invloed van de tweejaarlijkse Brabantse Pijl. Tijdens wielerevenementen doet de watertoren dienst als uitkijkpost en zendmast. Ook gsm-operatoren maken gebruik van de watertoren als antennehouder. De publieke toegankelijkheid van de watertoren is omwille van hygiëne en veiligheid ongewenst. De site mag opengesteld worden mits een omheining wordt voorzien.
Opdrachtgever
- Intercommunale TMVW
Locatie
- Grootbosstraat, Beersel
Budget
- 1.700.000 € (excl BTW en erelonen)
Ontwerpteams
- West 8
- Studiebureau Mouton
- Bentham Crouwel
- TV Bel! Bureau d’études Weinand
- TV Office KGDVS Util
4.1 West 8
Voor de vorm van de nieuwe watersilo grijpen de ontwerpers terug naar een elementaire, natuurlijke vorm van wateropslag: de waterdruppel. Het reservoir neemt de gedaante aan van een stalen druppel van 3000 m³. De stalen druppelvorm verbergt een stijve constructie en het eigenlijke waterbassin. De restzones worden benut voor controle en onderhoudswerkzaamheden. De stalen druppel wordt gedragen door een open, stalen constructie die even hoog reikt als de boomstammen (ca. 19 meter). Het open skelet zorgt voor een minimale impact op de grond en visuele integratie tussen de boomstammen.
De nieuwe watersilo wordt gebouwd in het bos aan de overzijde van de straat waaraan de oude watertoren gelegen is. De totale constructiehoogte bedraagt ca. 32 meter. De druppel wordt een poëtisch element in de omgeving. Als locatie kiezen de ontwerpers, anders dan de opdrachtgevers, voor het hoogste topografische punt in de omgeving. Tevens gaat het ontwerpvoorstel uit van een hergebruik van de bestaande watertoren. Er worden verschillende opties aangereikt, waarbij hij zou worden opengesteld voor het publiek. Eén mogelijkheid bestaat erin de watertoren gecontroleerd te laten degraderen tot een ruïne met een uitkijkplatform. Een andere optie benut het waterreservoir als unieke ruimte voor bijeenkomsten.
4.2 Studiebureau Mouton
De nieuwe watersilo is een cilindervorm met een dito uitsparing aan de gevel voor de wenteltrap naar het dak. De ontwerpers volgen hierbij een bijzonder principe van de krachtenleer. De positie van de binnen-cilinder staat onverschillig ten opzichte van de krachten die het water uitoefent op de buiten-cilinder. De binnen-cilinder kan daarom zonder probleem een uitsparing creëren in de buiten-cilinder. Hiermee wordt de gebruikelijk wenteltrap op een logische manier geïntegreerd in het ontwerp van de watertoren. De cilinder krijgt een conische vorm met het oog op een optimale waterbuffering, verbeterde krachtwerking en beperking van de voetafdruk.
De nieuwe watersilo is opgevat als een ontoegankelijk monument. De uitsnijding in de cilindrische vorm wordt georiënteerd naar het open landschap. Op die manier krijgen voorbijgangers een veranderend beeld van het object. De nieuwe watersilo wordt verder geplaatst van het ronde punt dan de oude watertoren. Hierdoor kan de oude watertoren blijven functioneren tijdens de constructie van de watersilo. De watersilo wordt hierdoor nog moeilijker bereikbaar. De terreinaanleg rond de watersilo is een struweel van wilde liguster. De middelhoge beplanting (3,5 meter) maakt het terrein ontoegankelijk. De toegangsweg wordt afgesloten met een keermuur en poort.
4.3 Bentham Crouwel
Het ontwerp zet in op het imago van de watertoren als teken van beschaving en vooruitgang. De vorm sluit dan ook aan bij de functie als toren en silo. Er wordt geopteerd voor de vorm van een longdrink in plaats van een wijnglas. De afwerking van de watersilo zorgt voor een constructief verrassingselement. De golvende prefab betonelementen worden volgens een verspringend ritme geplaatst, waardoor een stabiele structuur ontstaat. Een kunststofmembraan in de silo zorgt voor de waterdichting. De kern van de watersilo bevat een wenteltrap en biedt plaats voor verticale leidingen. Ook een takelsysteem is voorzien om materiaal naar de bovenste verdieping te hijsen. In functie hiervan is de begane grond van de toren toegankelijk voor kleinere vrachtwagens.
Het terrein rond de watersilo is functioneel en terughoudend ingericht. De omheining omschrijft de watersilo en een oprijlaan. De omheining wordt gecamoufleerd door een eenvoudige beukenhaag – zoals veelvuldig toegepast wordt als omheining van villa’s in de omgeving. Het overschot aan terrein wordt opengesteld in functie van de landbouw. Het golvende lijnenspel van de watersilo treedt hierdoor in dialoog met de golvende lijnen van de akkers. De bovenzijde van de watersilo wordt opgebouwd met een kunststofcomposiet die aansluit op de golvende betonelementen. De gesloten top onttrekt de geplaatste antennes aan het gezicht van de voorbijganger zonder de straling te belemmeren. De watersilo presenteert zich hierdoor als een autonoom object in het landschap.
4.4 TV Bel! Bureau d’études Weinand
De ontwerpers kiezen voor een omgekeerde piramidevorm met driehoekig grondvlak. De representatie valt zo samen met zijn functie als watersilo. Alle extra functies worden beschouwd als secundair en navenant behandeld. Ze worden gesitueerd aan de buitenzijde van de watersilo. De trap cirkelt rond de omgekeerde piramide naar het toegankelijke dak. De technische uitrusting wordt zichtbaar bevestigd aan de buitengevel. De toren is toegankelijk via eenvoudige mangaten in het dak. De zendmasten ten slotte worden zichtbaar op het dak bevestigd.
Met het oog op de bijkomende functie van de silo als baken in het landschap wordt de piramide zo dicht mogelijk bij het kruispunt geplaatst. De piramide helt daar ook naar voor. De ongelijke piramidevorm biedt de voorbijganger telkens veranderende perspectieven. De hoeken zorgen bovendien voor een steeds veranderend schaduwspel. De locatiekeuze vereist de afbraak van de oude watertoren. De terreininrichting neemt de vorm aan van een sobere, onderhoudsvriendelijke tuin. De oprijlaan bestaat uit betontegels. Enkele maaskeien bieden een zitplaats voor vermoeide fietsers. Een keermuur rond het terrein zorgt voor een scherp contrast met de akkers. Een vandalismebestendig hekwerk sluit de toegang tot de trap af.
4.5 TV Office KGDVS Util
De nieuwe watersilo bestaat uit een compositie van negen cilindrische vaten, de bestaande watertoren en een horizontale brug tussen deze beide elementen. De stalen vaten (4,20 m diameter, 30 m hoog, 4 mm wanddikte) zijn uitsluitend bedoeld voor wateropslag. Het vat is het stijve element die de andere vaten staande houdt. Het staaloppervlak wordt behandeld met coating voor lage absorptie. De oude watertoren wordt benut voor de toegang tot het complex en de bevoorrading. Hiertoe wordt alle bestaande infrastructuur verwijderd uit de watertoren en een nieuwe wenteltrap geïnstalleerd. De horizontale brug, een gesloten volume, functioneert als technische verdieping en standplaats voor de zendmasten. De bekleding van de brug bestaat daarom uit kunststof die radiofrequenties doorlaat.
De nieuwe watersilo speelt in op het hermetische karakter van burgerlijke bouwwerken en laat het tegelijk functioneren als observatiepunt. De nutsvoorziening wordt hiermee uitgebreid met een functie gericht op de romantische ervaring van het Brabantse landschap. De compositie met de negen kokers, de oude watertoren en de horizontale brug vormt een torenhoog venster op het landschap. Fietstoeristen kunnen op deze plaats een blik werpen op het verstilde landschap van akkers, bossen en suburbane woonwijken. De nieuwe watersilo wordt zo een herkenbare plek, vergelijkbaar met naburige monumenten als de Leeuw van Waterloo of het kasteel van Beersel.
5 Havenhuis Antwerpen (OO1516)
Vijf ontwerpen voor een ‘schoon verdiep’ van het havenbedrijf
Opdracht
Het nieuwe Havenhuis centraliseert de verschillende administratieve diensten van de Antwerpse haven. Het biedt onderdak aan de 436 werknemers en voorziet in extra capaciteit voor een potentiële groei van het bedrijf met nog eens 145 werknemers. Als hoofdzetel moet het Havenhuis een uitstraling krijgen die past bij de internationale activiteiten van het bedrijf. De terreinaanleg van het projectgebied is deel van de opdracht.
De bouwlocatie ligt aan de rand van het stedelijke gebied en de haven, op de plaats van een oude brandweerkazerne. De plek maakt het mogelijk om het Havenhuis te laten functioneren als een belvedère met uitzicht op de havenindustrie, de maritieme natuur en de nieuwe stadsontwikkeling ten noorden van de historische stad.
Het Havenhuis moet een geïntegreerd architectuurproject zijn. Dit betekent dat het ingebed ligt in zijn omgeving en ook relaties aangaat met de wijde omtrek. De brandweerkazerne is een beschermd monument en moet deel uitmaken van het nieuwe ontwerp voor het Havenhuis. Het ontwerp moet tevens inspelen op het Kattendijkdok en de drukke verkeersinfrastructuur. De relatie met de geplande Oosterweelverbinding wordt beschouwd als een essentieel onderdeel van het ontwerp.
Opdrachtgever
- Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen
Locatie
- Siberiastraat 20, Haven 44/63 te 2030 Antwerpen
Budget
- 49.900.000 €
Ontwerpteams
- Zaha Hadid Ltd
- Vier Arquitectos
- TV Kempe Thill / A20 / Marcq & Roba / Greisch
- Rapp + Rapp
- Xaveer De Geyter Architects
5.1 Zaha Hadid Ltd
Het voorstel behelst een uitbreiding bovenop de bestaande kazerne. De extensie is een vrije interpretatie van een zwevend containervolume. De imposante, gestroomlijnde steunbeer beperkt de voetafdruk van de nieuwe constructie. De asymmetrische vorm van de container vrijwaart de lichtinval op de binnenplaats, terwijl de overkraging een luifel vormt aan de ingang van de kazerne. In de nieuwe constellatie behoudt het oude gebouw zijn eigen identiteit, waardoor een visuele spanning ontstaat tussen de kazerne en de nieuwbouw. Beide entiteiten zijn met elkaar verbonden via verticale circulatie ter hoogte van de binnenplaats.
Het nieuwe Havenhuis vormt niet alleen het gezicht van het havenbedrijf, maar wordt ook een dynamische figuur in de skyline van Antwerpen. De gevelbekleding toont een grillig patroon van open en gesloten delen en lineaire en rechthoekige panelen. De variaties zijn ingegeven door bepalende elementen in de omgeving (zoals o.a. de vorm van het dok) en het interne programma (auditoria of landschapskantoren). De gevelpanelen zijn gemaakt van spiegelend materiaal, waardoor het nieuwe volume als een schitterend kristal verschijnt. Het nieuwe Havenhuis vormt een totaalcompositie met de pylonen, de tuikabels en het zwevende brugdek van de geplande Oosterweelverbinding. Tegen deze achtergrond vormt het nieuwe Havenhuis een horizontaal teken dat refereert aan het havenlandschap.
5.2 Vier Arquitectos
Het ontwerp vervangt de zuidvleugel van de bestaande brandweerkazerne door een toren van vijftien verdiepingen (80 meter). De nieuwe toren ondervangt de bescheiden proportie van het bestaande gebouw en heroriënteert het gebouw. Het torengebouw staat gedeeltelijk op de binnenplaats van de kazerne en doet op de begane grond dienst als nieuw toegangsportaal. De toren krijgt een dubbele, dragende gevel waardoor identieke, open kantoorverdiepingen ontstaan. Tussen de twee gevels ontstaat een nuttige buitenruimte. De buitengevel wordt bekleed met goudkleurige aluminium platen.
De kazerne functioneert als massieve sokkel voor de glanzende toren. Het nieuwe complex gedraagt zich in de stedelijke ruimte als een belfort en introduceert twee schaalniveaus in het noordelijke havengebied. De oude kazerne biedt een menselijke schaal aan het voorplein, terwijl de toren zich manifesteert op de stedelijke schaal. Het nieuwe Havenhuis versterkt de functie van de Oosterweelverbinding als uiterste grens van de stedelijke ontwikkelingsplannen. Op het voorplein wordt een spiegelvijver aangelegd in het verlengde van het Kattendijkdok. De reflectie van de goudkleurige toren in het water schept een stedelijke sfeer. Tussen de betonplaten van de kade worden exotische planten gezaaid.
5.3 TV Kempe Thill / A20 / Marcq & Roba / Greisch
De ontwerpers stellen voor de brandweerkazerne uit te breiden met een volume van negen etages. De uitbreiding vormt het exacte spiegelbeeld van de bestaande kazerne en verdubbelt zo de nuttige vloeroppervlakte. De oude kazerne wordt nauwgezet gerestaureerd. Alle verdiepingen krijgen een flexibele indeling, die enkel doorbroken wordt door de draagstructuur voor de uitbreiding. Een brugconstructie op vier kolommen zorgt voor een lichte constructie met beperkt staalverbruik. De ingreep houdt de voetafdruk beperkt terwijl het voorplein van de kazerne open blijft.
De uitbreiding tot 41 meter hoog zorgt ervoor dat het nieuwe Havenhuis zich kan meten met de zwevende dubbeldeksbrug van de toekomstige Oosterweelverbinding. Het gebouw wordt de drager van de Antwerpse toekomstdroom. Het monumentale gebouw staat op de zichtas tussen de haven en de torens in het stadscentrum. Het vormt een baken voor de nieuwe ontwikkeling van het havengebied tot volwaardig stadsdeel. Het nieuwe Havenhuis vormt tegelijk het noordelijke orgelpunt op de ring van Antwerpen.
5.4 Rapp + Rapp
Voor het nieuwe Havenhuis wordt een uitbreiding voorzien bovenop de bestaande kazerne. Vorm en typologie van de bovenbouw verwijzen naar de industriële infrastructuur in de directe omgeving. Het kubistische volume bestaat uit twee torens van twaalf verdiepingen, die onderling verbonden zijn door een zwevend en hoekig volume van vijf verdiepingen. De gevel is opgebouwd uit repetitieve, verdiepingshoge vensterelementen die verwijzen naar de vensterindeling van de brandweerkazerne. Elke verdieping kent een vrije indeling. Een extra hoge technische verdieping vormt de abstracte kroonlijst van het nieuwe Havenhuis.
De binnenplaats van de bestaande kazerne wordt geopend naar de dokken. De zuidgevel wordt hiervoor gedeeltelijk gesloopt. De hoofdingang wordt verplaatst naar de huidige stelplaatsen van de brandweerauto’s aan de oostgevel. De hal biedt toegang tot de binnenplaats, waar een spiegelvijver aangelegd wordt in het verlengde van het Kattendijkdok. De brandweerkazerne wordt omzoomd met een groen talud van waarop de bezoeker uitkijkt over de stad en een wandeling kan starten. Vijver en uitkijkpunt creëren samenhang tussen de omgeving en het Havenhuis.
5.5 Xaveer De Geyter Architects
Het schetsontwerp neemt de afgelegen ligging en tektonische ordening van de brandweerkazerne als uitgangspunt. Voor de uitbreiding wordt een identiek volume geprojecteerd op 49 meter hoogte. Het nieuwe bouwblok wordt gedragen door een open, stalen constructie op de binnenplaats van de kazerne. Panoramische liften verbinden het oude en nieuwe deel en zijn gesitueerd tussen de stalen kern en de binnengevel van de kazerne. De binnenplaats wordt het nieuwe portaal van het Havenhuis. Alle verdiepingen in het oude en nieuwe deel worden opgevat als een open kantooroppervlakte.
Het nieuwe Havenhuis vormt de tegenhanger van het MAS en verbindt de stad met de havenindustrie. Het Kattendijkdok wordt opgevat als stadsboulevard waarlangs nieuwe bakens verrijzen ter vervanging van de voormalige industriële infrastructuur. De dubbeldeksbrug van de Oosterweelverbinding verschijnt als een nieuwe stadsomwalling. Het nieuwe Havenhuis biedt een antwoord op de landschappelijke verstoring door de hoogte op te zoeken en comfortabel uit te toren boven de brug. De stalen constructie maakt een extra uitbreiding mogelijk door de toevoeging van een derde, identieke volume.
6. Antwerp Coordination Center (OO1701)
Naar een hypermoderne haveninfrastructuur
Opdracht
Opdracht
Door de toenemende capaciteit en intensiteit van het scheepvaartverkeer moeten alle partijen die betrokken zijn bij de scheepvaartbegeleiding in de haven van Antwerpen samengebracht worden in een nieuw coördinatiecentrum. In het nieuwe ACC zullen een zestigtal werknemers actief zijn volgens een ploegensysteem. Hiervoor moet de nodige sociale ruimte worden voorzien. De nieuwe verkeerstoren bevat ook een uitgebreid datacenter en een hoogtechnologisch crisiscentrum met bezoekersruimte. Het ontwerp moet voorzien in een gefaseerde afbraak van het huidige ACC en de heraanleg van de site.
Voor het ontwerp is de functionele eis om zo veel mogelijk visueel contact te hebben met de aan- en afvarende schepen doorslaggevend. De toren moet dus zicht bieden op de Schelde, op het Kanaaldok en zeker op de grote schepen die aan- en afvaren naar het Deurganckdok en het toekomstige Saeftinghedok. De nieuw op te richten verkeerstoren moet bovendien een betekenisvolle landmark zijn in het maritieme landschap en de dialoog aangaan met de industriële omgeving. Daarnaast wordt groot belang gehecht aan de duurzaamheid van het gebouw en zijn materialen. Een haalbaarheidsstudie naar alternatieve energiesystemen maakt deel uit van de opdracht.
Opdrachtgever
- Vlaamse overheid, departement MOW, Agentschap voor Maritieme Dienstverlening
Locatie
- Sluisplateau tussen Zandvlietsluis en Berendrechtsluis, 2040 Antwerpen, Potpolderweg
Budget
- 11.000.000 €
Ontwerpteams
- Neutelings Riedijk Architecten
- evr-Architecten
- UNStudio
- 51N4E / Ney / Arup
- Baumschlager-Eberle
7 Waalse Krook Gent (OO1801)
Vijf schetsen voor een creatieve stadsontwikkeling
Opdracht
Een nieuwe bibliotheek en een centrum voor nieuwe media zijn voorzien op de Waalse Krook, een buurt in het centrum van Gent. Het gezicht van de buurt wordt mede bepaald door het voormalige Wintercircus, later omgebouwd tot garage Mahy. Het programma kadert in de plannen voor een multimediale projectzone die het belang van kennis, innovatie en creatie benut in stedelijke ontwikkeling. De opdrachtgever vraagt behalve een ontwerp voor het multimediale nieuwbouwproject ook een masterplan dat het Wintercircus én de aanleg van de publieke ruimte integreert.
Het schetsontwerp voor het voormalige industriële stadsdeel moet een impuls geven aan de creatieve ontwikkeling van Gent. De Waalse Krook functioneert vandaag als amusementsbuurt op wandelafstand van de universiteitskilometer en het verkeersknooppunt Zuid. Een netwerk van voetgangersbruggen is voorzien om de locatie beter op te nemen in de winkelwandelroute van Gent. De opdrachtgever wenst niets te veranderen aan de moeilijke toegankelijkheid voor auto’s en laat traag verkeer primeren. Het ontwerpproces moet ten slotte rekening houden met belangrijke zichtassen, die de projectzone doorkruisen.
Opdrachtgever
- CVBA Waalse Krook
Budget
- 65.000.000 €
Ontwerpteams
- Schmidt Hammer Lassen
- Van Berkel Bos UN Studio
- TV Aranda Pigem Vilalta Coussee Goris
- Toyo Ito
- Mateus Beel
7.1 Schmidt Hammer Lassen
Een sculpturaal gebouw integreert de nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media. De huiselijke atmosfeer biedt niet alleen een onderdak aan kennis en cultuur, maar stimuleert ook toevallige ontdekkingen en speelse interactie. De open agora’s hebben een aanzuigende werking en verspreiden de bezoekers doorheen het gebouw. Elke verdieping heeft een flexibele indeling en mengt diverse functies. Los meubilair bakent ruimten af in het orthogonale grid van kolommen. Stille studieruimten worden begrensd door middel van manipulatie van licht en kleur. De expressieve openingen in de gevel bevorderen tenslotte het contact met de omgeving.
De nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media dragen bij tot de rijkdom van het stedelijk weefsel. De grillige vorm van het complex bootst een traditioneel bouwblok na en past zich ook aan op de bouwhoogte van de buurt. Hierdoor ontstaat rondom het gebouw een netwerk van stegen en pleintjes dat aansluit op het authentieke stadsweefsel. De aanplanting van bomen bevordert de intieme sfeer op de pleintjes en vormt een buffer naar de naburige woningen. Ook ontstaat een wandeling over de kade met een gevarieerd uitzicht en opstapplaatsen voor eventueel bootverkeer. De inzet is de creatie van een buurt die ook buiten de openingstijden van de nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media bruist van leven.
7.2 Van Berkel Bos UN Studio
De nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media worden ondergebracht in een waaiervormig gebouw dat de hele projectzone inneemt. Het gebouw is georganiseerd rond agora’s die de diverse themabibliotheken, workshop- en studieruimten met elkaar verbinden. Elke themabibliotheek heeft ook een eigen agora als toegang. De verdiepingen vormen een open kennisomgeving zonder structurele hindernissen. Binnen een kolomvrije configuratie kan het gebouw eenvoudig evolueren volgens de nieuwe verwachtingen van de gebruikers en ontwikkelingen in de media. De uitnodigende ruimtelijkheid biedt een basis om de gebruikers te verrassen en te prikkelen.
De nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media manifesteren zich als een nieuw knooppunt in de stedelijke omgeving. Rond diverse aanknopingspunten en tangenten in de omgeving bepalen de ontwerpers een maximale bouwenveloppe. De verdere verfijning van de vorm gebeurt in functie van toegangszones, pleinfuncties en perspectieven. De verschillende lagen van het gebouw worden trapsgewijze afgebouwd om aan te sluiten op de bouwhoogte van de naburige panden. De horizontale geleding van het gebouw minimaliseert de impact op de skyline en schaduwwerking in de buurt. De voetafdruk wordt gecompenseerd door de aanleg van groendaken. De hoekpunten van het gebouw worden op straatniveau opgetild om de kade te activeren als wandelgebied.
7.3 TV Aranda Pigem Vilalta Coussee Goris
De nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media worden opgevat als een grootwarenhuis van kennis en cultuur. Het gebouw verschijnt als een verlengstuk van de stedelijke ruimte. Op het straatniveau loopt de publieke circulatie door het gebouw heen. Op strategische punten zijn verticale verbindingen voorzien die de wandelaar op een natuurlijke manier toegang geven tot de bibliotheek. Open atria, interne straten en grote gevelopeningen loodsen de bezoeker door het gebouw. Interne balkons bieden verrassende uitzichten en vormen een cruciaal verleidingselement. Ze stellen de bezoeker in staat om inzicht te krijgen op de complexe ruimte. De drie verdiepingen van het gebouw culmineren in de leeszaal boven de centrale hal – die als een intieme leefruimte uitzicht biedt op de stad.
De vorm van het gebouw loopt min of meer parallel aan de kade. Hiermee wordt de historische ‘kreuk’ (of plooi) in de waterloop opgepikt als ruggengraat van de circuswijk. De kreuk is bepalend voor de nieuwe stedelijke ruimte rondom het gebouw. Enerzijds vormt het zeshoekige plein een intieme plek waar alle straten van het stadsdeel op uitmonden. Anderzijds is de kade een groene oase die aansluit op de bruggen en het uitkijkplatform aan de ingang van de bibliotheek. De gevel is voorzien van panoramische balkons, die het gebouw een huiselijk karakter geven. De schaduwwerking die ontstaat, zorgt voor een optische verkleining van het volume. Aan de waterkant zorgt de brede hoek in de gevel voor een monumentale verschijning en extra lichtreflectie.
7.4 Toyo Ito
De nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media nemen de vorm aan van een grote markthal van vier verdiepingen, die de hele projectzone in beslag neemt. Elke verdieping bestaat uit een aaneenschakeling van identieke structurele eenheden die samen één grote, open ruimte vormen. Elke eenheid biedt een platform voor een ander medium. De eenheden worden slechts afgebakend door een zes- of achthoekige koepel, ondersteund door zuilen. De diverse zones verschillen door het gebruik van los meubilair en eventuele glazen tussenwanden. De zones ademen een sfeer van intellectuele en fysieke openheid en maken uitwisseling van kennis mogelijk.
De nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media vormen behalve een gebouw vooral een stedelijk forum. De markthal wordt de plaats waar mensen verzamelen voor ontmoeting en participatie. De diverse interacties tussen mensen zijn in één oogopslag te overzien. Aan de voetgangersbrug naar het openbaar vervoersknooppunt op het Zuid komt een voorplein. Een tweede voetgangersbrug verbindt het nieuwe forum met het oude stadscentrum. Het Wintercircus wordt opengebroken en slaat een brug naar de universiteitsbuurt. In de Waalse Krook stimuleert zo de stedelijke gebruiker om deel te worden van een interactief proces waarin de permanente uitwisseling van kennis, cultuur en lifestyle centraal staat.
7.5 Mateus Beel
De nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media worden omgedoopt tot Kunst en Cultuur Centrum. Het KCC vormt rond het diverse programma een helder en eenduidig volume, dat nauwgezet de contouren van de historische voetafdruk volgt. De bezoeker bereikt via een hellend vlak het lege hart van het gebouw, dat dienst doet als agora. Van daar uit kan hij via twee kruisende trappen, die in één stuk doorlopen tot de hoogste verdieping, opstijgen naar boven. Rond het lege hart van het gebouw tekenen zich vier kwadranten af, die onderling verschillen door lichtinval en openingen. De openingen bieden zowel zichten in het gebouw als op de stedelijke omgeving.
Bruggen verbinden de nieuwe bibliotheek en het centrum voor nieuwe media op natuurlijke wijze met de stedelijke omgeving. De ingang van het gebouw ligt in het verlengde van de straat en is bereikbaar vanaf een verhoogd plein. De kade wordt hiermee opgetrokken tot 11 meter boven het straatniveau. De vorm van het historische stratenplan maakt dat het gebouw uitkraagt over het water. De gevel reageert op de stedelijke omgeving door insnijdingen ter hoogte van straten en gesloten delen ter hoogte van private woningen. Het geveloppervlak laat op bepaalde plaatsen licht door, waardoor het gebouw ’s nachts een lichte gloed uitstraalt.
8 Droogdokkenpark Antwerpen (OO1908)
Vijf ontwerpen voor een groenblauwe koppeling
Opdracht
Een verhoging van de waterkering dringt zich op ter hoogte van het Droogdokkeneiland. Ook de historische kaaimuur moet gestabiliseerd worden tot het zogenaamde sigmapeil. De infrastructuurwerken worden aangewend om het onbenutte gebied om te vormen tot het grootste publieke park van Antwerpen. Het masterplan beschrijft drie sferen die recht doen aan het omliggende cultuur- en natuurlandschap. Een getijdenoever schept ruimte voor een contemplatieve beleving, een evenemententerrein beidt plaats aan een grootstedelijk gevoel en de actieve haveninfrastructuur biedt kansen op culturele ontdekking.
De opdrachtgever vraagt behalve een schetsontwerp voor de inrichting van het Droogdokkenpark ook een visie over het Droogdokkeneiland als geheel. Het eiland vormt de meest noordelijke punt van het ontwikkelingsgebied Scheldekaaien. Het publieke park moet worden afgestemd op de natuurlijke getijdenwerking en de havenindustrie in de omgeving. De Droogdokkenweg is momenteel een private weg. De ontsluiting van het park gebeurt via de verkeersas Rijnkaai-Oosterweelsteenweg-Siberiastraat. Openbaar vervoer is geen optie. In de toekomst is een tramhalte voorzien ter hoogte van het Havenhuis aan de overzijde van het Kattendijkdok.
Locatie
- Gebied tussen Royerssluis, Kattendijksluis en Droogdokken
Opdrachtgever
- Waterwegen en Zeekanaal NV en Stad Antwerpen
Budget
- 15.000.000 €
Ontwerpteams
- Van Belle & Medina architects
- CLUSTER Landschap + Stedenbouw
- TV Palmbout Urban Landscapes / Satrian Beheer BV
- Import.export Architecture
- H+N+S BV
8.1 Van Belle & Medina architects
Het schetsontwerp van het Droogdokkenpark bestaat uit een reeks morfologische interventies die inspelen op de historische en landschappelijke mogelijkheden van de plek. De belvédère vormt een ontmoetingsplek met uitzicht op stad en haven. De geometrische vorm inspireert zich op de historische stadsomwalling. Het glooiende park overbrugt het hoogteverschil tussen de waterkering en het bestaande maaiveldniveau. Het netwerk van routes maakt een ontdekkingstocht mogelijk met verrassende perspectieven op natuurelementen en restanten van industriële activiteit. Een aantal verspreide paviljoenen functioneren als schuilplaats en sanitaire voorziening.
De inbedding van de verhoogde dijk in het park maakt het mogelijk om de natuurlijke oever te behouden. Een pier sluit met een wijde boog het slikken- en schorrengebied af ter hoogte van de noordelijke Royerssluis. Op deze plaats biedt een intieme tuin mogelijkheden tot educatieve programma’s in aansluiting met een restaurant in het sluiswachtershuis. Het centrale evenementenplein is een verhoogd grasveld tussen het park en de droogdokkensite. De recreatiezone wordt ingericht in havenloodsen, sluiswachtershuizen en nieuwe multifunctionele complexen. Het Droogdokkenplein vormt de zuidelijke toegang tot de recreatiezone en verbindingspunt met de stad.
8.2 CLUSTER Landschap + Stedenbouw
Het park wordt ingericht vanuit een raamwerk met dijken, keermuren en damwanden. Het raamwerk kent haar hoogste punt centraal op het eiland en zakt geleidelijk af naar de oever van de Schelde. Hiermee ontstaat een getijdenpark met velden waarbinnen een diverse invulling georganiseerd wordt, zoals slikken en schorren, aquacultuur, zilte landbouw, mosselteelt, boomgaard, grasveld, voetbalveld, enzovoorts. Het raamwerk van dijken, keermuren en damwanden is drager van paden, tribunes, paviljoenen en nutsvoorzieningen. Op strategische plaatsen krijgt het veld de functie van verhoogd plein met uitzicht over stad en natuurlandschap.
Het droogdokkeneiland wordt opgedeeld in drie zones: het getijdenpark, de groene boulevard en de droogdokken. De boulevard doorkruist lineair het eiland van de noordelijke Royerssluis naar de zuidelijke Kattendijksluis met een hoogstammige aanplanting. Op de grens van het getijdenpark en de boulevard bereikt het stelsel van dijken, keermuren en damwanden haar hoogste punt. Het niveauverschil wordt benut om in de dijk een gebouwencomplex te voorzien. Hiermee worden horeca en activiteiten direct toegankelijk vanuit de boulevard. De droogdokken en bijhorende industriële complexen worden integraal behouden. De bestaande pier maakt plaats voor het getijdenpark.
8.3 TV Palmbout Urban Landscapes / Satrian Beheer BV
Het ontwerp voor het Droogdokkenpark bestaat uit een reeks interventies die vertrekken met een nieuwe keermuur centraal op het eiland. Op de hoogte van de keermuur bevindt zich een groen park dat dienst doet als evenemententerrein. Een tweetal wandelroutes lopen doorheen het park en kruisen elkaar centraal op het eiland. Dankzij het hoogteverschil biedt de keermuur plaats aan allerhande activiteiten die aansluiten op het straatniveau en de droogdokken. Het terugtrekken van de nieuwe keermuur biedt plaats voor een getijdenlandschap buitendijks. De oude waterkering wordt behouden als avontuurlijk wandelpad dicht bij de Scheldeoever. De twee sluiscomplexen krijgen de nadrukkelijke functie van uitkijkpunt met intieme tuin en palingrestaurant.
Het droogdokkeneiland wordt opgedeeld in drie sferen: het rietlandschap, de groene dijk en de versteende droogdokken. De groene dijk functioneert als waterkering en doorkruist het eiland van de noordelijke Royerssluis tot aan de zuidelijke Kattendijksluis. Vanop de groene dijk krijgt de bezoeker het noodzakelijke vogelperspectief dat nodig is om te genieten van enerzijds het rietlandschap en anderzijds de droogdokken. In de keermuur worden ruimten voorzien voor allerhande activiteiten, zoals horeca, handel, sanitaire voorzieningen, onthaal, enzovoorts. De droogdokken worden stuk voor stuk ingevuld met diverse attracties, zoals zwembad, openluchtmuseum, ankerplaats voor woonboten, enzovoorts.
8.4 TV Import-Export Juurlink+Geluk
Het Droogdokkenpark bestaat uit een getijdenlandschap die ontstaat door de oude dijk niet alleen te verhogen, maar deze te voorzien van gecontroleerde openingen. In het getijdenpark worden eilanden aangelegd die voorzien worden van cabines met gemeenschappelijke voorzieningen of verblijfsmogelijkheden. De eilanden worden gescheiden door ondiepe grachten en verbonden met een netwerk van paden die afhankelijk van de getijde begaanbaar zijn. Kleinschalige elementen, zoals banken, vlonders en boeien, worden als drijfhout verspreid over het gebied. Buiten de dijk wordt een ruig rietlandschap aangelegd. Ook op deze plaats worden cabines voorzien die functioneren als avontuurlijk uitkijkpost en ankerplaats voor watertaxi’s.
Het Droogdokkeneiland wordt verdeeld volgens een stelsel van programmatische zones. In Noord-Zuid richting worden drie zones afgebakend: een zone die aansluit bij de haven, een zone die aansluit bij de stad en een tussenliggende zone. Ook in Oost-West richting worden drie zones afgebakend: een ruige buitendijkse zone, een rustige binnendijkse zone en de versteende zone van de droogdokken. Per zone worden een gedifferentieerd programma en identiteit bepaald – dat bovendien kan variëren naar gelang het moment op de dag en het seizoen. Het resultaat is dat één en dezelfde activiteit – bijvoorbeeld wandelen – een veelheid aan ervaringen met zich meebrengt.
8.5 H+N+S BV
Het Droogdokkenpark bestaat uit een ruw getijdenlandschap dat ontstaat door het plaatsen van de keermuur centraal op het projectgebied. Het slikken- en schorrengebied wordt hiermee vergroot en omgevormd tot een ruimte voor beleving en ontdekking. De oude waterkering wordt behouden als een wandelpad dat afhankelijk van het getij toegankelijk is. Op bepaalde plaatsen wordt de oude waterkering doorgeknipt waardoor in het getijdenpark drie eilanden ontstaan. De keermuur wordt uitgevoerd als een groene dijk met lichte hellingen en boomaanplanting. Hierdoor wordt de parkachtige omgeving nuttig als evenemententerrein. Het park loopt met een sterke helling over op het straatniveau aan de droogdokken. De Royerssluis en Kattendijksluis worden door het lage getijdenlandschap geaccentueerd als belvedères.
De visie voor het Droogdokkeneiland bestaat uit een aantal interventies die voortbouwen op de functie van het getijdenlandschap. Zo vormt de dijk het verbindende element tussen het getijdenlandschap en de droogdokken – waar de bezoeker kan genieten van een nog onbepaald watergebonden programma. De dijk benadrukt de historische lijnen van de oude waterkering en spoorweg. Hoge steigers doorkruisen het projectgebied dwars en verbinden de Scheldeoever met de droogdokken. De sluiscomplexen functioneren als portalen tot het park. Om deze functie te onderstrepen wordt op beide sluizen een bos van platanen aangeplant. Ook worden op deze plaats de functies geconcentreerd die met de auto bereikbaar moeten zijn, zoals infopunten, horeca en dergelijke meer. De industriële infrastructuur wordt enkel behouden rond de droogdokken.
9 Koninklijk Atheneum Koekelberg (OO1919)
Drie ontwerpen voor de modernisatie van een scholencampus (integrale aanpak)
Opdracht
Het Koninklijk Atheneum Koekelberg vraagt een vernieuwingsoperatie. Behalve bouwfysische veroudering en gebrek aan capaciteit, past het bestaande gebouw niet langer in de pedagogische visie en het efficiënte management van de school. Het schoolgebouw moet ondersteuning bieden bij de cognitieve vorming in een breed affectief, sociaal en cultureel kader. Studie en zelfstudie gebeurt in leeftijdsgroepen die elke een eigen sfeer vragen binnen het grotere sociale geheel. De groene omgeving functioneert als park in de multiculturele stad en zorgt voor interactie met de buurtbewoners.
Het ontwerp moet een oplossing bieden voor de vraag van de basisschool en secundaire school naar een eigen plek in het gebouw en op de campus. Tegelijk moet het ontwerp een maximale synergie tussen beide scholen mogelijk maken, met name op vlak van gemeenschappelijk ruimtegebruik. Het ontwerp moet een scenario bieden voor de eventuele bouw van een multifunctionele sportinfrastructuur. De sportinfrastructuur moet buiten de schooltijden toegankelijk zijn voor lokale verenigingen. Het ontwerp moet rekening houden met de ongelijke dynamiek in de planning van de school en de sportinfrastructuur.
Locatie
- Kasteellaan / Klein Berchemstraat / Basilieklaan, Koekelberg
Opdrachtgever
- Scholen van Morgen NV: AG Real Estate COPiD
Budget
- 19.000.000 €
Ontwerpteams
- WIT
- TV Hertzberger Bossuyt
- Bogdan Van Broeck
9.1 WIT
De sloop van het Koninklijk Atheneum Koekelberg is ecologisch en economisch onverantwoord met het oog op de restwaarde van de structuur en fundering. Ook architecturaal is de bestaande structuur bruikbaar in de ambitie om een leesbare doorstroom-campus uit te bouwen. Zo zijn de bestaande klaslokalen optimaal georiënteerd op het oosten of op het zuiden en is de breedte groter dan de diepte. Ook de gangen zijn ruim en licht doordat het slechts een eenzijdige klassenrij bedient. Lichtinval, uitzicht, ventilatie, uitbreidbaarheid en flexibiliteit zijn hiermee een gegeven. Het ontwerp optimaliseert de bestaande structuur door de circulatieruimte te programmeren met nuttige programma’s en bijzondere vormen. Op die manier wordt een turnzaal toegevoegd, ateliers, graadklassen, onthaal en administratie. Ook gebeurt een grondige update van gevels, technieken en aankleding.
De bestaande school kent ook een waardevolle ruimtelijke structuur die inspeelt op de grote hoogteverschillen in het terrein. De nieuwe gebouwen vormen een verlengstuk op de bestaande architectuur en reiken tot aan de rand van de schoolcampus. Het bouwen tot op de grens van het terrein verdeelt de huidige amorfe restruimte in glasheldere buitenplekken die samenhangen als een dambord. Ook wordt het huidige autisme van de scholencampus doorbroken om nu een directe en diverse relatie aan te gaan met de buurt. De nieuwe sporthal, de kleuterklassen, de administratieve vleugel secundair, het kinderdagverblijf en de parking/fietsenstallingen worden direct toegankelijk vanop de straat. De afwisseling van een groene en gebouwde rand integreren het Koninklijk Atheneum Koelberg in het stedelijk weefsel rondom.
9.2 TV Hertzberger Bossuyt
Het ontwerp voor het Koninklijk Atheneum Koekelberg gaat uit van een volledige afbraak op basis van een negatieve kosten-batenanalyse voor de renovatie van de verouderde infrastructuur. De afbraak biedt tevens de kans om af te stappen van de archaïsche typologie van het bestaande schoolcomplex als een functionele eenheid van lange gangen met een eindeloze repetitie van klassen. Gangen worden vervangen door een continue gemeenschappelijke ruimte waarbinnen uitnodigende plekken afgebakend worden. De plekken worden bepaald door muren, afscheidingen, treden, hoeken, verhogingen en/of verdiepingen. De school als geheel wordt opgevat als een conglomeraat van aandachtzones met diverse intensiteit en capaciteit. In het open continuüm kunnen leerlingen het doen en laten van anderen meemaken en meebeleven.
De campus van het koninklijk Atheneum Koekelberg wordt gereorganiseerd door een binnenstraat die de campus doorkruist van oost naar west. Aan de uiteinden van de binnenstraat worden parkeerplaatsen en fietsenbergingen voorzien. De straat zweeft boven de begane grond en doet dienst als langgerekt schoolplein. De verschillende gebouwen schikken zich op en langs de binnenstraat. De basis- en secundaire school worden met elkaar verbonden over en onder de binnenstraat. Het hart van het schoolgebouw is een overdekt atrium. De speelplaatsen liggen decentraal aan de buitenranden van de campus. De sporthal staat autonoom aan de binnenstraat en benut het open groen gebied voor buiteninfrastructuur. Op verschillende plaatsen worden groene amfitheaters voorzien. Ook het kinderdagverblijf staat autonoom aan de oostelijke punt van de campus en sluit aan op de parking.
9.3 Bogdan Van Broeck
Het ontwerp voor de renovatie van het Koninklijk Atheneum Koekelberg breit verder op het modernistische grondplan van het bestaande gebouwencomplex. De inzet is een heroriëntatie van het grondplan volgens een symmetrische noord-zuid-as. De zuidelijke vleugel wordt afgebroken en vervangen door een rechthoekig volume voor de sporthal. De noordelijke vleugel wordt uitgebreid op de zuidelijke helft van de campus volgens de bestaande typologie van een gang met aan één zijde klassen. De centrale speelplaats wordt vervangen door een rustgevend groen landschap. Het resultaat van de lokale ingrepen is dat het grondplan twee heldere kruisvormen vertoond met een open groen centrum. De basis- en secundaire school worden ondergebracht in de kruisvormen en worden zo ruimtelijk duidelijk onderscheiden. Rond de centrale tuin worden de gemeenschappelijke voorzieningen georganiseerd, zoals o.a. de sporthal. De speelplaatsen worden gedecentraliseerd per leeftijdsgroep en verspreid aan de buitenzijde van het gebouwencomplex.
Het ontwerp voorziet in één gemeenschappelijke hoofdingang in de noordelijke punt van de campus (kant Keizer Karellaan) en een dienstingang ten zuiden (Basilieklaan). De bestaande boomgaard gaat zo functioneren als herkenbare, gastvrije en ook controleerbare inkom van de scholencampus. De circulatiestroom wordt vervolgens verdeeld volgens een hiërarchische sequentie waarin eerst het deurportaal van het kinderdagverblijf bereikt wordt en vervolgens dat van de kleuterschool, basisschool en tenslotte de secundaire school. De dienstingang sluit aan op de parking van de keuken, dienstlokalen en ook de sporthal. De nieuwe toegangen maken het mogelijk om binnen een groene perimeter een open en groene campus aan te leggen. De benedenverdieping van alle gebouwenvleugels worden opengemaakt ten voordele van een doorlopend groen landschap. De visuele en functionele verbindingen bieden samenhang in onderdelen van de campus die vroeger gescheiden werden door de gebouwen.
10 School De Wijnpers Leuven (OO2003)
Vier ontwerpen voor de modernisatie van een scholencampus (partiële aanpak)
Opdracht
Het Provinciaal Onderwijs Vlaams Brabant vraagt een vervanging van het Walraevens gebouw aan de Mechelsevest. Het gebouw biedt vandaag onderdak aan de eerste graad van de technische, beroeps en kunstschool De Wijnpers. De nieuwbouw moet hiertoe voorzien in zowel lokalen voor algemene vorming als vakonderwijs (o.a. bouw) en plastische opvoeding. Ook het centrum voor volwassenenonderwijs De Nobel wordt ondergebracht in de nieuwbouw. Met het oog hierop moet de school gemakkelijk toegankelijk zijn buiten de schooltijden. De nieuwbouw moet tenslotte voorzien in een sporthal die toegankelijk is voor de hele schoolgemeenschap.
De nieuwbouw voor de eerste graad moet min of meer op dezelfde plaats komen als het bestaande gebouw Walraevens De opdrachtgever wil alle bebouwing concentreren met het oog de integratie van activiteiten en de openheid van de campus. De projectzone wordt iets ruimer afgebakend met het oog op een nieuwe relatie tot de gebouwen die behouden blijven én de identiteit van de schoolcampus. De nieuwbouw moet immers de provinciale school zichtbaar maken naar de vesten en de ring.
Opdrachtgever
- Provincie Vlaams Brabant
Locatie
- Mechelsevest 72, 3000 Leuven.
Budget
- 4.700.000 €
Ontwerpteams
- URA
- TV KGDVS Util
- Henley Halebrown Rorisson
- MDMA
10.1 URA
Het schoolgebouw voor de eerste graad is een complex van vier bovengrondse en één ondergrondse bouwlaag. De klaslokalen worden verdeeld over de drie bovenste bouwlagen. De lokalen worden serieel geschakeld langs een gang aan de straatgevel. De verticale circulatie gebeurt over één stijgende trappartij die de drie bouwlagen met klaslokalen verbindt. Het gelijkvloers functioneert als polyvalente foyer aansluitend op de lerarenkamer, traphal en doorgangsruimte naar de speelplaats. De verhoogde ligging van de speelplaats zorgt voor een geborgen omgeving. De speelplaats geeft uit op de belvedère die ook toegankelijk is met hellingbanen rondom het gebouw. Onder de speelplaats bevinden zich de kleedkamers, technische lokalen, vaklokalen en open fietsenberging.
Het schoolgebouw trekt zich terug aan de Mechelsevest om de campus maximaal vrij te laten en af te schermen van het verkeerslawaai. Aan de campuszijde opent het volume opent zich naar de achterliggende tuinen. De speelplaats en daktuin vormen samen een voorplein aan de school. De belvedère verbindt de speelplaats met de activiteiten in de tuinen. Vanop de belvedère krijgt de scholier en leraar overzicht op de campus en uitzicht op de skyline van Leuven. De belvedère sluit aan op een pad die de verschillende gebouwen op de scholencampus met elkaar verbindt. Hiermee ontstaat een tweede toegangscircuit aan de achterzijde van de gebouwen die nuttig is voor buitenschoolse activiteiten.
10.2 TV KGDVS Util
Het gebouw voor de eerste graad is een compact volume van zes vier bovengrondse en twee ondergrondse bouwlagen. De toegang gebeurt via de verhoogde speelplaats. Op dit niveau situeert zich de foyer en lerarenkamer. De indeling van de andere bouwlagen is identiek. Aan de oostgevel bevind zich een schakeling van een vijftal lokalen – per verdieping opgedeeld in lokalen voor theorie, praktijk en volwassenenonderwijs. De lokalen worden bediend vanuit een lange centrale gang. Aan de westgevel bevindt zich de verticale circulatie met drie doorlopende trappartijen. In de uitgespaarde zones worden allerhande extra lokalen voorzien, zoals spreekkamers, kleedkamers, bezemlokaal en time-out lokaal. Onder de verhoogde speelplaats bevindt zich de sporthal.
Het gebouw voor de eerste graad wordt evenwijdig geplaatst met de tuinen. Hierdoor ontstaat aan de Mechelsevest een driehoekige verdraaiïng die de voorbijganger een zicht biedt op de campus. Tegelijk presenteert de speelplaats zich als een voorplein voor de bestaande gebouwen. De toegangsfunctie wordt benadrukt door de verhoogde ligging ten opzichte van het straatniveau. Een uitsparing in het schoolgebouw biedt de scholieren vanop de speelplaats zicht op de skyline van Leuven. Een toegang in de zuidgevel maakt de school buiten de schooluren bruikbaar voor volwassenenonderwijs en/of sportactiviteiten. De trappen worden gerepresenteerd in het motief van de gevel.
10.3 Henley Halebrown Rorisson
Het gebouw voor de eerste graad bestaat uit een trapeziumvormige onderbouw met twee bovenliggende bouwlagen. Ter hoogte van de ingang biedt de onderbouw ruimte voor de foyer. Ook de werkplaatsen bevinden zich op de gelijkvloers en staan in verbinding met de speelplaats. Lokalen met een grote oppervlakte worden voorzien op een tussenniveau. In de twee bovenste bouwlagen worden de klaslokaken voor algemene vorming serieel geschakeld. De gang situeert zich aan de oostgevel en kijkt uit over de campus. De liftkoker wordt ondergebracht in een extern volume dat tevens daglicht werpt in de traphal.
De vormgeving van het schoolcomplex inspireert zich op industriële architectuur.
Het schoolgebouw wordt gebouwd op de huidige speelplaats en staat los van de sporthal. Op die manier kan het bestaande gebouw blijven functioneren in afwachting van de nieuwbouw. Eenmaal de nieuwbouw gerealiseerd is kan het bestaande gebouw plaats maken voor de sporthal. De verschillende lengte van het volumes voor het schoolgebouw en de sporthal maakt de ingang van de school duidelijk zichtbaar vanop straat. Beide volumes worden met elkaar verbonden door middel van enkele dienstruimten en gezamenlijk gebruik van foyer en kleedkamers.
10.4 MDMA
Het gebouw voor de eerste graad bestaat uit een L-vormig complex op de plaats van de bestaande gebouw Walraevens. Een strakke vormgeving aan de straatzijde wordt gecombineerd met een speelse vormgeving op de speelplaats. In de oksel van het gebouw bevindt zich de speelplaats op het dak van de sporthal. De sporthal is vanop straat direct toegankelijk via een onderdoorgang. De speelplaats functioneert als inkom voor de school en is toegankelijk via de opengewerkte zijgevel. De raamverdeling varieert van horizontaal voor klaslokalen tot verticaal voor technische ruimten (o.a. toiletten en gangen).
De uitslaande zijvleugel van het schoolgebouw schermt de campus af van het drukke verkeer op de ringweg. Tegelijk wordt de openheid van de campus benadrukt met een zicht op de stad. Diverse doorzichten maken het gebouwencomplex transparant. Zo krijgt de voorbijganger op straat doorheen de polyvalente zaal een blik op de achterliggende speelplaats. Het complex neemt naar de tuinzijde af in volume door uitkragende luifels – die tevens een afdak bieden voor o.a. de volières en de fietsenstelplaats. De speelplaats is dankzij een zwevende passage verbonden met het bestaande hoofdgebouw. De bouwhoogte van het hoofdgebouw wordt overgenomen. Aan de noordwestzijde anticipeert het ontwerp op een toekomstig torengebouw.
11 Provinciehuis Antwerpen (OO2101)
Vijf ontwerpen voor een bestuurlijke vernieuwing
Opdracht
De staatshervorming van België brengt een modernisatie van de provinciebesturen met zich mee. De provincie functioneert vandaag als bemiddelend beleidsniveau dat coördinerend optreedt en ook een vrije rol vervult binnen innovatieve projecten. Het bestaande Provinciehuis past niet binnen deze visie. De statige aanwezigheid, hoge drempels en centrale positie van het administratieve gebouw uit 1972 past niet binnen de huidige werking. Een nieuw Provinciehuis moet vormgeven aan de actuele betekenis van het Provinciebestuur. De onzekere toekomst vraagt ook rekening te houden met eventuele onderverhuur van het gebouw.
Het nieuw Provinciehuis moet de beschikbare ruimte op de locatie van het oude Provinciehuis reorganiseren. De provincie krijgt voor het eerst beschikking over het hele gebouw. Regionale en federale overheidsdiensten verhuizen naar andere locaties en provinciale buitendiensten worden gecentraliseerd. De uitbreiding van kantooroppervlakte gaat gepaard met een kwalitatieve opwaardering. De reorganisatie moet een actuele relatie aangaan met de omgeving en zo ook met het publiek. Tenslotte voldoet de bestaande infrastructuur niet meer aan de bouwtechnische eisen. De afbraak van het torengebouw en de renovatie van de voorbouw dringt zich op.
Opdrachtgever
- Provincie Antwerpen
Locatie
- Koningin Elisabethlei 22, Antwerpen
Budget
- 73.000.000 €
Ontwerpteams
- Xaveer De Geyter Architectenbureau BVBA
- T.O.P.office / 1:1 Architecture / Arup
- Solid Objectives – Idenburg Liu
- awg architecten
- Miralles Tagliabue EMBT
11.1 Xaveer De Geyter Architectenbureau BVBA
Het ontwerp borduurt verder op de voorbouw van het bestaande Provinciehuis. De vorm van de voorbouw wordt geroteerd en gekopieerd in de hoogte. Hiermee ontstaat een gebouwenveloppe met compacte voetafdruk en mogelijkheden voor een efficiënte organisatie. De bekomen kruisvorm breekt de voorgevel van het oude gebouw en biedt een voordeur op de Koningin Elisabethlei. De toren wordt aangepast aan de hoogte van de herenhuizen in de omgeving. Het resultaat is een gewrongen sculpturale vorm met als grondvlak een rechthoekig plattegrond en verticaal toewerkend naar een slanke toren. Het nieuwe Provinciehuis biedt 15 bovengrondse verdiepingen (ca. 60 meter hoog) met een vrije indeling rond de stijve kernen.
De opvallende driehoekige vensters vloeien voort uit de draagstructuur en bieden het Provinciehuis een opvallende aanwezigheid in ’t Stad. De plint van het nieuwe Provinciehuis krijgt een glazen huid die de continuïteit van het park benadrukt. De parking wordt volledig ondergronds gebracht met enkele patio’s die uitgeven in het park. Het ontwerp voorziet in een aaneenschakeling van de tuin rondom het Provinciehuis met het Harmoniepark aan de overkant van de straat en in het beste geval ook de omliggende tuinen van de het bouwblok (onder meer de tuin van de gouverneurswoning). Hiermee ontstaat één van de grootste groene, open ruimten in het centrum van Antwerpen.
11.2 T.O.P.office / 1:1 Architecture / Arup
Het nieuwe Provinciehuis bestaat uit twee gebouwen. Het eerste gebouw is een laag en breed vierkant (73/73/11 meter) dat zich presenteert als een tuinpaviljoen. Het gebouw bevat in de sokkel het archief en de parking, op de transparante begane grond alle publieke en sociale functies en op de zwevende eerste verdieping de provincieraad. In het hart van de bestuurskamers wordt een cirkelvormige beeldentuin aangelegd. Het tweede gebouw is een kantoorslab op pilotis. Het lange, smalle gebouw (92/22 meter) biedt zes verdiepingen continue kantooroppervlakte. De administratieve diensten worden geschikt volgens een dwingend architectonisch arrangement van werkplekken en situaties. Het arrangement is de partituur van de plattegronden en gevelindeling.
Beide volumes worden onderling verbonden door een verbindingskoker met plastische uitwerking van het logo van de provincie. De verbindingskoker markeert de ingang. Het nieuwe Provinciehuis herhaalt de leesbaarheid van het interieur in de stedelijke ruimte. Het lage gebouw is opgevat als een paviljoen dat een centrale plaats inneemt op de bouwlocatie – en ook de bestaande voorbouw in zich opneemt. De kantoorslab wordt geplaatst op de rooilijn van de herenhuizen aan de Koningin Elisabethlei. Het gebouw participeert hierdoor aan de stedelijke ruimte. De vrije oppervlakte van het terrein wordt aangelegd als open park tussen de Koningin Elisabethlei en de Harmoniestraat met vrije circulatiemogelijkheden voor voetgangers en fietsers.
11.3 Solid Objectives – Idenburg Liu
Het ontwerp voor het nieuwe Provinciehuis gaat uit van een volledige afbraak van het bestaande gebouw. Het voorgebouw vormt immers een obstakel op de zichtas van de bouwlocatie en refereert teveel aan de oude bureaucratische logica. Enkel de parking en interieurs blijven behouden. Het nieuwe Provinciehuis grijpt terug op de modernistische typologie van een hoogbouw met plint. Beide onderdelen krijgen een fluïde vorm die zich aanpast aan de omgeving en/of functie. De hoogbouw reikt 11 verdiepingen hoog (ca. 50 meter) en plooit zich naar de schaal van de Koningin Elisabethlei en de Harmoniestraat. De variërende lengte van de kantoorvloeren zorgt voor diversiteit. De laagbouw wordt gevormd door een vloeiende lijn rond het auditorium, beleidskamers en restaurant.
Het nieuwe Provinciehuis wordt geplaatst aan de noordzijde van de bouwlocatie en strekt zich van de Koningin Elisabethlei. Het gebouw vormt een heldere afscheiding tussen de doorwaadbare publieke voortuin en de intieme achtertuin voor personeel. Het slanke, monumentale en transparante volume zorgt voor een herkenbare aanwezigheid in het stedelijke gebeuren. De representatieve functie van de hoogbouw staat in contrast met de huiselijkheid van de laagbouw. De inkom ligt in een binnenhof die ontstaat in de oksel van twee lobben voor het auditorium en de beleidskamers. De VIP’s krijgen een rechtstreekse toegang onder de beleidskamers. Het restaurant bevindt zich met een vloeiende beweging in de achtertuin.
11.4 AWG architecten
Het nieuw Provinciehuis vormt een complex van maximum 5 bouwlagen dat zich uitspreid over de beschikbare locatie. De ingang bevindt zich aan de zuidzijde van de Koningin Elisabehtlei en geeft uit op een atrium achter het nieuwe bestuursgebouw aan de straatzijde. In het atrium wordt de samenhang van het gebouwencomplex leesbaar voor de bezoeker. De circulatiestromen naar de verschillende functies in het gebouw vertrekken vanuit het atrium. De voorbouw wordt gerecupereerd en ontdaan van haar gevels. Op die manier wordt het verouderede interieur van het bestaande gebouw benut als stijlvol decor voor publieke gelegenheden. De administratieve diensten worden ondergebracht in twee volumes die diagonaal over de locatie geplaatst worden.
Het ontwerp reageert op de randen van het projectgebied en herstelt het bouwblok. De volumes aan de Koningin Elisabethlei en de Harmoniestraat vormen een eigentijdse invulling binnen de bestaande rijwoningen. De diagonale positie van de volumes op het binnenterrein geven structuur en helderheid aan de locatie. Hierdoor ontstaat een beschermend en genereus binnenterrein waarbinnen openbaar en privaat gebied duidelijk afgebakend zijn. Op de hoek van het terrein trekt een gebouw zich terug waardoor een plein ontstaat. Het plein is de natuurlijke inkomzone van het provinciehuis, het startpunt van de wandeling door het bouwblok en het verbindingselement naar het Albertpark aan de overkant van de straat.
11.5 Miralles Tagliabue EMBT
Het nieuwe Provinciehuis vormt een gebouwencomplex in het hart van de bouwlocatie. Het complex is opgebouwd uit lineaire volumes parallel aan het voorgebouw van het bestaande Provinciehuis. Het vertrek van de Gouverneur en diverse wandelassen doorkruisen de volumes. Het resultaat is een fijnkorrelige structuur waarvan de tussenruimten op de begane grond dienst doen als een open terrein voor ontmoeting en publieke activiteiten. De administratieve functies bevinden zich op de verdiepingen. Het complex krijgt samenhang door een voorzetgevel die in een wijde organische beweging alle gebouwen omarmt. De opvallende dakstructuur stijgt ter plaatse van de inkom hoog boven het gebouw uit. Op deze plaats worden op de blinde gevel de vlaggen van alle Antwerpse gemeenten afgebeeld.
Het nieuwe Provinciehuis wordt ontworpen als een onderdeel van een Breugels landschap. Het binnenterrein van het hele bouwblok wordt uitgewerkt als park waarin het publiek deelneemt aan het provinciaal bestuur. Twee dwarse wandelpaden kruisen het park en vormen de drager van het gebouwencomplex. Een meanderende padenstructuur strekt zich vervolgens uit over het hele binnenterrein. De begane grond van het gebouwencomplex sluit aan op het park en wordt voorzien van toegankelijke functies zoals restaurant, exporuimten en dergelijke meer. Het natuurlijke landschap vormt zo het bindend element tussen landschap, bezoekers en administratief personeel.
12 Huis Perrekes Oosterlo (OO2105)
Vijf studies naar een genormaliseerde woonzorgomgeving
Opdracht
Huis Perrekes is een verzorgingstehuis voor personen met dementie. De ontwerpopgave betreft de uitbreiding van de bestaande faciliteiten tot een woonzorgcontinuüm. De vraag betreft een nieuw woonzorghuis, zorgpension, kinderdagopvang, complex met assistentiewoningen en bijbehorende tuinen. Huis Perrekes gaat uit van kleinschalig genormaliseerd wonen. De faciliteiten moeten zich manifesteren als normale huizen in het dorpsweefsel. Met het oog hierop worden er aparte entiteiten gevraagd voor de verschillende zorgfuncties. De huizen moeten zoveel mogelijk horizontaal georganiseerd worden en discontinuïteit in materiaalgebruik wordt best vermeden.
De opdracht vraagt om de nieuwe huizen op te nemen in een parkachtige omgeving. Een stelsel publieke, semi-publieke en private tuinen moet de belevingswaarde van het woonzorgcentrum verhogen. De huizen moeten evenwel bereikbaar zijn voor beperkt gemotoriseerd verkeer in functie van het transport van de bejaarde bewoners. Een masterplan is opgemaakt met een voorstel van landruil. De bouwlocatie is verdeeld in een voor- en achtergrond, respectievelijk eigendom van Stad Geel en Huis Perrekes. Een alternatieve verdeling wordt getekend met twee kavels aan straat. Het kavel van Stad Geel kan zo benut worden als groenruimte tussen de bestaande en nieuw gebouwen van het zorgcentrum.
Opdrachtgever
- Huis Perrekes vzw
Locatie
- Zammelseweg 1, Oosterlo (Geel)
Budget
- 4.300.00 €
Ontwerpteams
- PT
- TV Schmitz – Igodt
- RAUM
- UR
- NU
12.1 PT
Vier gebouwen in diverse architecturale stijl worden voorzien aan de oostelijke grens van het perceel. Het zorgpension vormt het uithangbord aan de straat. Het volgt min of meer de bouwlijnen en gebruikelijke volumes in de dorpskern. In de rug van het zorgpension wordt het verzorgingstehuis voorzien. De polyvalente ruimte wordt opgevat als een kiosk die centraal in het park staat. Aan de noordzijde van het perceel wordt het kinderdagverblijf en de assistentiewoningen gestapeld. Hierdoor wordt het perspectief van de parkachtige omgeving afgesloten en inkijk in de achtertuinen van de buren vermeden.
Het ontwerp benut de groene ruimte als het knooppunt van circulatie en leven in het dorp. De dorpsgemeenschap levert hiermee een spontane bijdrage aan de uitbouw van een humane zorgomgeving. Omgekeerd wordt het zorgprogramma benut om het gemeenschapsleven te stimuleren. De verschillende huizen van het zorgcentrum vormen een rand met functies die de groene ruimte voorzien van activiteit. De polyvalente ruimte is gemakkelijk toegankelijk voor de dorpsbewoners door de afzonderlijke ligging. De specifieke schakeling van het zorgpension en verzorgingstehuis bakent een beschermde, private tuin af binnen de groene parkomgeving.
12.2 TV Schmitz – Igodt
Het ontwerp voorziet in vier langwerpige gebouwen loodrecht op de straat. De nieuwe huizen krijgen hiermee een adres zowel aan de zijde van het sen park als aan de straat en tegenoverliggende plein. De tussenliggende tuinstroken zorgen voor een relatie tussen de huizen en maken het terrein doorwaadbaar voor de dorpsbewoners. Elk huis krijgt een autonoom voorkomen door middel van een gedifferentieerde vormgeving en materialisatie. Enkele luifels en passerellen verbinden de vier gebouwen en maken een interne circulatie mogelijk.
De nevenschikking van huizen zorgt voor aansluiting met de rijwoningen in de dorpsstraat. Het zorgcentrum is hiermee zichtbaar aanwezig en richt zich op het dorpsplein aan de overkant van de straat. Elk huis krijgt alle elementen die een traditionele woning kenmerkt, zoals een eigen stoep, voortuin en achtertuin die uitgeeft op een akker. Het park zorgt voor de verweving van de nieuwe huizen met de bestaande huizen van het zorgcentrum en de naburige woningen. Het min of meer gesloten straatprofiel zorgt voor de afscherming van de groene ruimte én laat het zorgcentrum een relatie aangaan met het dorpsplein aan de overkant van de straat.
12.3 RAUM
Het ontwerp gaat uit van een volledige bezetting van het oostelijk gelegen kavel. Door middel van insnijdingen en passages worden een aantal nieuwe huizen gedefinieerd. De verschillende huizen worden met elkaar verbonden zonder hun eigenheid te verliezen. Aan de straatzijde wordt het zorgpension gesitueerd met in haar rug het nieuwe verzorgingstehuis. Het kinderdagverblijf bevindt zich centraal in de bebouwingstrook en zorgt voor leven op het terrein. De assistentiewoningen sluiten aan bij de naburige woonwijk. Ook de polyvalente ruimte presenteert zich als een afzonderlijk huis tussen de rijhuizen aan de Zammelseweg.
Het ontwerp voorziet op de westelijke kavel een aaneenschakeling van belevingstuinen. De tuinen krijgen een heldere rand met paden die ook toegankelijk zijn voor gemotoriseerd verkeer. De open ruimte presenteert zich hiermee als een nieuw stedenbouwkundig element in het dorp. De vormgeving refereert naar een braakliggend weiland waar de bewoners vanuit hun huis naar toe kunnen wandelen. Aan de straatzijde wordt een verhard plein voorzien met zitbanken en bomen. Aan de achterzijde van het terrein wordt een parking voorzien die aansluit op het stratenpatroon van de naburige wijk.
12.4 UR
Het ontwerp voorziet in vier compacte gebouwen. Ondanks de variërende omvang en positie vormen de gebouwen een duidelijke familie. De woningen bestaan uit een facilitaire kern met rondom een reeks kamers die naar buiten georiënteerd zijn. Het zorgpension staat aan de straat en centraal op de vrije kavel. De polyvalente ruimten bevinden zich op de benedenverdieping en worden via de lobby verbonden met de bovengelegen hotelkamers. Het verzorgingstehuis bestaat uit één bouwlaag met kamers in een rondgang. De leef- en woonkamers richten zich naar de tuin, terwijl in de gesloten kern de verzorgingsruimten gesitueerd worden. Ook het kinderdagverblijf bestaat uit één bouwlaag, maar ligt verzonken om de schaal te minimaliseren. De zes assistentiewoningen worden tenslotte in een volume van twee bouwlagen achter op het terrein geplaatst. Het sluit aan op de naburige rijwoningen.
De gebouwen worden geplaatst volgens een patroon van stapstenen. De verschuiving van de vier gebouwen bakent diverse buitenruimten af. Elk buitenruimte krijgt een eigen sfeer en staat in relatie tot de naastliggende gebouwen. Het ontwerp voorziet een dierenweide, moestuin, speeltuin en twee huistuinen. Aan straat wordt een parking voorzien. Ook de bestaande gebouwen van het zorgcentrum worden voorzien van huistuinen. De gebouwen en buitenruimten worden met elkaar verbonden door een groene padenstructuur die het hele gebied doorkruist.
12.5 NU
Het ontwerp voorziet in drie horizontale volumes rond een centrale dierenweide. Enkel aan de straatzijde worden de assistentiewoningen gestapeld als tweede verdieping op het kinderdagverblijf. Het zorghotel en de polyvalente ruimte worden samen gebracht in een langgerekt volume die vanop straat tot diep op het erf reikt. Het verzorgingshuis wordt aan de achterzijde van het woonerf voorzien en door groen afgeschermd van de omgeving. De structuur van het opvallende dak refereert naar een amalgaan van diverse kleine, individuele wooneenheden met de typische hellende daken. De reproductie van dezelfde dakvorm bij de verschillende huizen benadrukt de continuïteit van de verschillende huizen.
De schikking van de huizen wijkt af van het bestaande masterplan. De dierenweide vormt het hart van een nieuw woonerf. De hoge, groene omheining zorgt voor een ontmoetingsplaats die dankzij perforaties in verbinding staat met de omliggende huizen van het zorgcentrum. Rond de dierenweide is een verhard pad aangelegd die alle huizen verbindt met elkaar en met de omliggende straten. Het pad functioneert tegelijk als speelplaats. Een groene buffer beschermt elk huis van de activiteiten rondom. Op die manier worden ook de tuinen van de bestaande gebouwen opgenomen in een open, maar beschermende woonomgeving.
13 Crematorium Zemst (OO2106)
Vijf ontwerpen voor een nieuwe uitvaartcultuur (op een bedrijventerrein)
Opdracht
Een nieuw crematorium met 3 ovenlijnen wordt voorzien in de regio rond Brussel. In afwezigheid van een bestaande begraafplaats behoort de aanleg van een strooiweide, urnenveld en columbarium tot de opdracht. De bouwlocatie bevindt zich op een natuurgebied dat formeel deel uitmaakt van het bedrijventerrein Cargovil. De opdrachtgever ziet de plaatsing van crematoria op locaties bestemd voor industrie als een onethische beleidskeuze. De crematie en asbestemming is geen alledaagse bezigheid. Het crematorium is integendeel een bijzondere plaats die het leven opeist én tegelijk kansen biedt om menselijke gevoelens te uiten. Vanuit deze optiek wil de opdrachtgever de verschillende programmaonderdelen niet onttrekken aan het oog van de nabestaanden.
Het ontwerp voor het crematorium en bijhorende faciliteiten moet functionele en psychologische vereisten met elkaar verknopen. De integratie van het crematorium in de natuurlijke omgeving is van fundamenteel belang en bepalend voor de inplanting, oriëntatie, uitzicht en lichtinval. Het crematorium vraagt ook een integratie in de inplantingsomgeving, met name de toegangswegenis, parkeervoorzieningen, columbaria en strooiweiden. Tenslotte moeten de vijf functies van het crematorium (ceremonie, ovenruimte, back office, horeca en omgeving) geïntegreerd worden in een sterk visueel kader waarbinnen de diverse functies gelijktijdig kunnen opereren. Een naakte architectuur krijgt de voorkeur aangezien het dichte bij de essentie ligt.
Opdrachtgever
- Intercommunale Havicrem
Locatie
- Erasmuslaan, Zemst-Eppegem
Budget
- 5.500.000 €
Ontwerpteams
- Sou Fujimoto
- NU Architectuuratelier
- CD (TV Christian Kieckens Architects / DAE)
- noA architecten
- Pascal Flammer
13.1 Sou Fujimoto
De verschillende functie-onderdelen van het crematiegebeuren krijgen een afzonderlijk gebouw met passende kenmerken. Terwijl de ene ruimte in een ongerepte natuur ondergebracht is, wordt de ander omgeven door een bloemenweide en nog een ander voorzien van bijzondere lichtinval. De bezoekers wandelen tussen de gebouwen en functionele zones die verspreid liggen over het terrein. Een louvre-dak overkapt de diverse onderdelen. Slechts de hoge gebouwen penetreren het dak. Onder het louvre-dak groeit de inheemse vegetatie ongestoord verder.
De ligging van het crematorium in een bos zorgt voor de serene sfeer die past bij een plaats waar leven en dood samenkomen. Ook de andere aspecten van het ontwerp brengen opposities met elkaar in contact. De natuurlijke begroeiing zet zich verder onder het louvre-dak en zorgt voor de integratie van de gebouwen in het stiltebos. Het transparante dak breekt de lichtinval en maakt ook het uitzicht diffuus. Zo wordt het zicht op de realiteit van de hoogspanningsmast en het omliggende industrieterrein gecamoufleerd.
13.2 NU architectuuratelier
Een cirkelvorm stelt de ontwerper in staat om de rituele sequentie uit te werken in een logisch geheel. Het crematorium manifesteert zich intern als een labyrinth van opeenvolgende binnen- en buitenkamers omschreven door een omwalling. De cirkel refereert naar de typologie van een historische nederzetting en contrasteert vormelijk met de rechthoekige bedrijfsdozen. Het volledige programma van het crematorium trekt zich terug binnen de omwallingsmuur. De gebouwen vormen samen een labyrintische structuur bestaande uit geometrische volumes. Hoewel de ruimten intern verbonden zijn, functioneert de omwallingsmuur als een uiterste verbindingsgang. Een colonnade markeert de parkeertuin met hoogstammen op onregelmatig raster.
De harde geometrische vorm van het crematorium definieert de context. De omgevingsaanleg wil het rouwen kaderen en verankeren in het weidelandschap. Een langgerekt bos functioneert als groene buffer. In de groene bomenmassa worden buitenkamers uitgesneden die dienst doen als intieme strooiweiden. De groene kamers hebben een beperkte oppervlakte (ca. 250 m²) en staan met elkaar in verbinding via een statige as. Ook de hoogspanningsmast wordt ingewerkt in dergelijke groene kamer. De groene bomenmassa wordt tevens doorsneden in functie van zichtlijnen tussen het landschap en het crematorium. Een aangelegde heuvel verbergt het crematorium gedeeltelijk en splitst het verkeer van personen en goederen.
13.3 CD (TV Christian Kieckens Architects / DAE)
Alle programmaonderdelen van het crematorium worden geconcentreerd in één krachtig volume. Het ontwerp begint bij het dak. Het dak neemt de vorm aan van een cirkelsegment met open middelpunt. De overmaat zorgt voor een gedeeltelijke beschutting in de oksels van het gebouw – die in tegenstelling tot het ronde dak de vorm aanneemt van een verwrongen kruis. De opening zorgt voor lichtinval en luchtventilatie in de centrale inkomruimte. Rond de centrale inkomhal liggen de verschillende functies geschakeerd in de armen van het kruis. De ceremonieruimten zijn elkaars spiegelbeeld op de horizontale as. De ovenruimte en verbruikszalen staan tegenover elkaar op de verticale as. De ceremonieruimten hebben een interne doorgang naar de ovenruimte. De functionele verdieping van het gebouw verheft zich boven het landschap en presenteert zich zo als schoon verdiep.
Op het grondniveau evolueert het gebouw naar een vierkante vorm. Hier is het gebouw open gemaakt naar de omgeving. Het open grondvlak doet dienst als parking en ontmoetingsruimte. Insnijdingen in het terrein creëren een landschap dat toegang biedt tot het open grondniveau (auto’s) en schoon verdiep (personen). Het nieuwe crematorium krijgt een aangepaste infrastructuur die duidelijk contrasteert met het omliggende bedrijventerrein. Het bestaande bos wordt hiertoe aanzienlijk uitgebreid tot op het naburig perceel. Het bos bakent samen met de nieuwe wateraanleg een ruimte en tijd af die beide scherp contrasteert met de omliggende bedrijvigheid. De overgang wordt benadrukt door de straat te laten overlopen in bosweg. Op de route naar de parkeervoorziening diep in het bos verschijnt het crematorium als een bovenaards volume.
13.4 noA architecten
Het ontwerp combineert alle functies van het crematorium in één complex met een opvallend grote luifel. Centraal in het gebouwencomplex staan twee statige aula’s. Hooggeplaatste vensteropeningen laten het licht rechtstreeks invallen op de plaats van de urne of de kist. De familie- en gastenkamer krijgen daarentegen een intieme, huiselijke sfeer. Een sculpturale vormgeving verbergt de structuur van het gebouw en straalt hoop en schoonheid uit. De luifel biedt diverse ontmoetingsmogelijkheden aan de oevers van de waterpartij. Met het oog hierop is de cafetaria ondergebracht in een geïsoleerd en dus afleesbaar volume onder de luifel. De ovenruimte is bereikbaar via de wachtruimte en kijkruimte met noorderlicht. De technische ruimte krijgt ook een representatieve waarde door hooggeplaatste vensters.
De omgevingsaanleg ensceneert de keten van het crematiegebeuren. In de eerste plaats wordt een gastvrije en authentieke plaats gedefinieerd. Bomen worden gepland om het bedrijventerrein te verbergen. Het topografische verschil tussen het crematorium en het bedrijventerrein is hiervoor nuttig. De nieuwe toegangsweg – gesplitst voor goederen en personen – vormt een dalende, doodlopende weg die ingewerkt ligt in het landschap. De luifel omarmt de Zennevallei en leidt de bezoekers spontaan in de richting van het gebouwencomplex. Bij het buitengaan van de aula’s biedt de luifel zicht op de einder. De columbaria liggen opgenomen in de weidsheid van het landschap. Het administratief gebouw wordt tenslotte in een volume geplaatst dat afleesbaar is vanop straat.
13.5 Pascal Flammer
Het crematorium wordt opgedeeld in twee gebouwen: kapel en restaurant. Beide gebouwen liggen op respectabele afstand. De kapel bevat de ceremonieruimten en de ovenruimten. De foyer vormt de buffer tussen de twee ruimten. Het restaurant en de receptiezalen worden ondergebracht in een gebouw op respectabele afstand van de kapel. Het ontwerp gaat uit van eenduidige en efficiënte circulatiestromen. Doodlopende straatjes worden vermeden om gebruikers niet te laten terug keren naar eenzelfde plek. Ook zijn overlappingen tussen functies vermeden zodat het verkeer van verschillende groepen gebruikers elkaar niet onnodig kruist.
Het ontwerp distantieert zich van het bedrijventerrein en richt zich op het natuurlijke landschap. Het ontwerp gaat uit van een continuüm van binnen- en buitenkamers. De wandeling doorheen de kamers vormt een rondgang die één voor één alle functies van het crematorium aandoet. De graad van intimiteit en openheid in de kamer varieert afhankelijk van de fase in het rouwproces. Tijdens de wandeling functioneert het gebouw als een monument in het natuurlijke landschap. De gebouwen worden aangepast aan de menselijke schaal door het volume op 2,5 hoogte te laten inspringen. Het overdekte pad garandeert beschutting en discretie. De expressieve columbaria staan verspreid door het bos en beantwoorden de steunpilaren van het crematorium.
14 Sociale Huisvesting Rodekruisstraat Westerlo (OO2112)
Vijf scenario’s voor landelijk sociaal wonen
Opdracht
44 sociale huurwoningen worden voorzien in een woonuitbreidingsgebied net buiten Westerlo. De bouwlocatie is een restruimte tussen twee linten alleenstaande, landelijke woningen. Hiermee nestelt de sociale woonwijk zich in de achtertuinen van de lintbebouwing. In noordelijke richting voorziet de opdrachtgever op termijn een tweede bouwfase. De ontsluiting van de bouwlocatie gebeurt met een nieuwe verbinding via een vrije kavel naar de Rodekruisstraat.
De ontwerpuitdaging ligt in de combinatie van een compacte sociale woningbouw met het ideaalbeeld van de Kempense woonconsument: een vrijstaande woning met veel groene buitenruimte in een ongedwongen kader. De woonomgeving moet bovendien functioneren als een sociaal opvangnet voor een mindervermogende doelgroep van zowel gezinnen als alleenstaanden. Tenslotte moet de sociale woonwijk een dorpskernverdichting realiseren die sociale, economische, ruimtelijke en ecologische voordelen aanboort.
Opdrachtgever
- CV Zonnige Kempen
Locatie
- Rodekruisstraat, Westerlo
Budget
- 4.600.000 €
Ontwerpteams
- PlusofficeArchitects
- Dogma
- DaF-architecten
- TV Cluster en Poot/Rogiers architecten
- Witherford Watson Mann Architects
14.1 Plusoffice Architects
Het ontwerp definieert verschillende zones rond een centraal verkeersknooppunt. De eerste projectzone bestaat uit 28 rijwoningen gelegen aan de doodlopende straat. De rijwoningen krijgen private achtertuinen die palen aan de bestaande verkaveling. De carport van de rijwoning wordt geplaatst aan de overzijde van de straat. De tweede projectzone voorziet in 16 hofwoningen rond een gemeenschappelijke patio. De hofwoningen worden twee per twee rug aan rug geschakeld. De private tuinen hebben hierdoor een diverse oriëntatie. De derde projectzone is het open buurtveld. Het buurtveld biedt de nieuwe sociale woonwijk een eigen kenmerk en karakter.
Het knooppunt wordt bekomen door de kruising van de toegangsweg met een lange straat die het projectgebied doorkruist. Een bomenrij accentueert de straat en biedt haar een landelijk karakter. De straat loopt parallel aan de woningen in de bestaande verkaveling. De ruimtelijke inrichting anticipeert op de toekomstige, tweede bouwfase. De lange straat kan gemakkelijk verlengd worden in het woonuitbreidingsgebied. In dat geval kan desgewenst een tweede toegangsweg zorgen voor een betere verweving van de nieuwe woonwijk in het bestaande suburbane weefsel.
14.2 Dogma
Het ontwerp voorziet in een duidelijk kader voor de complexe relaties en instabiele leefpatronen die kenmerkend zijn voor sociale woningbouw. Een individuele woning met herkenbare vorm is het ruimtelijke instrument voor huiselijke generositeit en intieme monumentaliteit. Het gebruik van de ruimte blijft flexibel door de vaste voorzieningen van de woning te concentreren in een lineaire strip. De neutrale gevel wordt herhaald en is bij alle woningen gelijk. Het gebruik van de tuin is daarentegen divers en biedt de mogelijkheid om individuele kenmerken aan te brengen binnen de coherentie van het ruimere kader.
Ook in de ruimtelijke inrichting loopt de vormeconomie parallel met sociale dimensie. De individuele woningen worden geschakeld in een L-vorm in de rand van de driehoekige bouwlocatie. De specifieke vorm voorziet een ruimtelijke eenheid met behoud van de openheid en doorlaatbaarheid van de bouwlocatie. De L-vorm is het kader voor een sequentie van private viranda’s, semi-private moestuinen en een collectieve tuin. De moestuinen stellen de bewoners in staat eigen groenten te produceren. De tuin is daartegen toegankelijk voor iedereen en is als zodanig een plaats waar gemeenschapszin geproduceerd wordt.
14.3 DaF-architecten
Het ontwerp voorziet in woningen die geclusterd worden in rijtjes van diverse aantallen. De wooneenheden worden los verspreid over de bouwlocatie en benutten zelfs de kleinste hoek van het terrein. De bouwenveloppe van de woningen is klassiek. De ommuurde voortuin wordt voorzien met een carport. De gesloten tuin aan de straatzijde staat in contrast met de open achtertuin die naadloos aansluit op de groene omgeving. Korte muren voorkomen de inkijk op het naburige terras. De oriëntatie van de woningen is door de verspreide slagorde heel divers.
Het ontwerp voorziet in een woonlandschap. De inzet is een versterking van het lokale cultuurhistorisch imago van dorpskernen, abdijen of boerderijen in een landschap van bossen en lanen. Met het oog hierop wordt de verdichting van het woongebied gecombineerd met een verdichting van de bomen. De woningen worden hierdoor opgenomen in een horizon van bomen. De toegangswegen vertonen een grofmazig en ontspannen patroon om zo de indruk te wekken dat de bebouwing het eeuwenoude landschap eerder toevallig overspoelt.
14.4 TV Cluster en Poot/Roegiers Architecten
Het ontwerp voorziet in rijwoningen van twee bouwlagen met een flexibele indeling. De woningen worden geschakeld in identieke bouwstroken met een variabele lengte. De beperking van de buitengevels zorgt voor een minimaal warmteverlies. De bouwstroken zijn licht gekromd om ideaal aan te sluiten op de bestaande verkaveling. De private tuinen worden consequent naar het zuiden georiënteerd. Tussen de bouwstroken wordt een groene buffer aangelegd ter bescherming tegen oververhitting van de achtergevels.
De omgevingsaanleg gaat uit van een minimale wegeninfrastructuur op het woonterrein. De minimale bezetting van het terrein voorkomt ook onnodige druk op de waterspiegel. De toegangsweg reikt via een korte straat tot aan de kop van elke bouwstrook. Op deze plaats worden de individuele garages gecombineerd per bouwstrook. Tussen de bouwstroken ontstaat een open, doorwaadbaar gebied die overloopt in de private tuinen. De kromming van de bouwstroken zorgt voor een interessante beleving. Het patroon is herhaalbaar op het woonuitbreidingsgebied voorzien in de tweede bouwfase.
14.5 Witherford Watson Mann Architects
Het ontwerp voorziet in twee wooneenheden van 10 woningen en een wooneenheid van 20 woningen. De drie wooneenheden worden accidenteel ingepland langs een centrale, verkeersluwe as. De uitzonderlijke diepte van de woning (tot 9 meter) beperkt de buitenschil en biedt extra mogelijkheden om te variëren met diverse, aanpasbare huistypes. De hoeken van de wooneenheid bieden plaats voor appartementen die genieten van uitzicht op de omgeving. Een variëteit aan tussenruimten compenseert de hoge dichtheid van de woningen. De U-vorm van de wooneenheid bakent een halfopen tuin af die open staat voor gemeenschappelijk gebruik. Parkeren gebeurt in collectieve carports tussen de wooneenheden.
Het ruimtelijke ontwerp gaat uit van de structurerende eigenschap van de wooneenheden in het open landschap. De wooneenheden worden als los meubilair geplaatst langs een verkeersluwe straat. Verspreid worden diverse gemeenschappelijke plaatsen aangebracht, zoals een vijver, moestuin, zithoek en speeltuin aangelegd. De straat wordt niet afgebakend waardoor het verkeer spontaan vertraagd wordt. De verharding vormt deel van het landschap en loopt van dorpel tot dorpel. De natuurlijke vegetatie wordt versterkt door de aanleg van een stelsel van sloten.
15 Universitair Psychiatrisch Centrum Sint Kamillus Bierbeek (OO2402)
Vijf toekomstscenario’s voor psychiatrisch erfgoed
Opdracht
De opdracht is een gefaseerde ontwikkelingsvisie voor Sint-Kamillus en het ontwerp van de twee eerste fasen ervan: een zorgeenheid voor de Doelgroep Algemene Psychiatrie (DAP) en voor de Doelgroep Psycho-pedagogische Psychiatrie (DPP). Zorgeenheid DAP telt 60 bedden verdeeld over twee leefeenheden, met in beide een open en gesloten regime. Zorgeenheid DPP telt 40 bedden verdeeld over vier leefeenheden, met zowel bedden intensieve behandeling als observatiebedden in een open en gesloten omgeving.
De bestaande infrastructuur dateert uit 1932 en vraagt een dringende modernisatie. De opdrachtgever vraagt een zorgomgeving met een herkenbare structuur, positief imago en veilige afbakening. In de achtergrond hiervan speelt de uitbouw van gespecialiseerde centra voor intensieve behandeling binnen uitgebreide zorgnetwerken die reiken tot in de huiskamer. Een bijkomende uitdaging ligt in de erkenning van het gebouwencomplex op de Krijkelberg tot onroerend erfgoed. Om tegemoet te komen aan de noden van het psychiatrisch centrum wordt enkel de centrale as van het gebouwencomplex geconserveerd.
Opdrachtgever
- Vzw Provincialaat der Broeders van Liefde
Locatie
- Krijkelberg, Bierbeek
Budget
- 11.300.000 €
Ontwerpteams
- Atelier Kempe Thill / OSAR
- SNCDA
- noA-architecten
- Van Belle & Medina
- Stéphane Beel Architecten
15.1 Atelier Kempe Thill / OSAR
Het ontwerpteam presenteert een modulair systeem. Een leefeenheid van 16 bedden is de bouwsteen voor een zorgeenheid. De bouwstenen worden geschakeld rond een centrale kern met o.a. verplegingspost. Afhankelijk van het programma ontstaan diverse vormen (o.a. H, T, X, O). De kamers worden geschakeld rond de gemeenschappelijke leefruimte en kleine binnentuin. Glazen wanden geven de gang een belevingswaarde en maken de leefeenheid in één oogopslag zichtbaar vanuit de centrale kern.
Het masterplan voorziet zes zorgeenheden op twee assen parallel aan de centrale, historische as. De nieuwe paviljoenen worden georganiseerd op één bouwlaag en krijgen groendaken. Op die manier ontstaat een groene buffer met zorgfuncties tussen de formele, historische architectuur (voorbehouden voor administratie) en het open landschap rondom. Het terrein is opgevat als een voetgangersgebied. De parking en sporthal liggen aan de toegang van het terrein.
15.2 SNCDA
Het ontwerp combineert geometrische figuren met een grillige interne ruimteverdeling. Rond elke binnentuin ontstaat een open, poreuze leefruimte met directe toegang tot individuele kamers. De vele restruimte biedt in de vorm van zithoek en terras plaats voor ontmoeting en ontspanning. De praktijklokalen liggen binnen een vierkante rondgang aan de ingang van het complex. Het middelpunt van de cirkel functioneert als knooppunt tussen de twee sferen. Op deze plaats ligt de verplegingspost.
Het masterplan tekent twee assen haaks op de centrale as met historische gebouwen. De laterale assen worden beplant met streekeigen beplanting en benut als dierenweide. De groene ruimte legt visuele relaties tussen de verschillende delen van de campus. De laterale assen vormen tegelijk de ontwikkelingslijnen van het psychiatrische centrum. De paviljoenen worden geschikt in de oksels van de onderste kruising ter hoogte van de kapel.
15.3 noA-architecten
Het ontwerp omvat een acht-vormig paviljoen dat alzijdig toegankelijk is. Verspringende volumes zorgen voor de herkenbaarheid van de leefeenheden. De hellende daken wekken de suggestie van normale woonsten. De interne circulatie gebeurt door centrale gangen. De therapielokalen en zitkamers worden gemengd met de individuele kamers. Betonnen gevelpanelen en koperen daken zorgen voor een waardige verschijning.
Het ontwerp wordt gebruikt als een universele typologie die herhaald wordt bij elke zorgeenheid. De verspringende volumes maakt het mogelijk om binnen een herkenbare structuur in te spelen op specifieke zorgbehoeften. Een slingerend netwerk van wandelpaden verbindt de paviljoenen en staat los van de verkeersinfrastructuur. Op die manier ontstaat een open landschapspark met verspreide paviljoenen die appelleren aan landelijke nederzettingen.
15.4 Van Belle & Medina
De paviljoenen worden ontworpen als complexe stedelijke structuren met huizen, straten, pleinen, tuinen, bomen en planten. De structuur wordt bekomen door de eenduidige typologie van een vierkanthoeve open te breken, onderdelen te verschuiven, extra uitsnijdingen te maken en de losse eindjes terug met elkaar te verbinden. Het resultaat is een schakeling van L-vormige eenheden rond een galerij met centrale binnentuin. Elke leefeenheid ligt georganiseerd rond een eigen binnentuin en krijgt een identiteit afhankelijk van de zorgbehoefte.
Het masterplan introduceert een nieuwe as die haaks staat op de historische gebouwen. De as wordt een groenzone met slingerende wandelpaden en flankerende paviljoenen. De hoogteverschillen in het terrein zorgen voor natuurlijke uitkijkpunten op het erfgoed, zoals de watertoren, en de landerijen rondom. In het hart van de campus ontstaat zo een landschapspark dat uitkijkt op de landerijen, het erfgoed en de zorgeenheden rondom. De kapel komt in het midden te staan en functioneert als kruispunt van de nieuwe campus. ontwerpteam
15.5 Stéphane Beel Architecten
Het ontwerp vat de zorgbehoefte en leefwereld van patiënten samen in een rechthoekig ordeningssysteem. In het hart van de zorgeenheid ligt een functionele kern met o.a. praktijklokalen, burelen en bezoekersruimte. Er rond liggen vier leefeenheden die georganiseerd worden vanuit een patio. Elke leefeenheid biedt eerst toegang tot de salon en eetplaats en vervolgens tot een reeks individuele kamers. Aansluitend bij de salons bevindt zich één verplegingspost met overzicht over twee leefeenheden.
Het masterplan definieert twee bebouwingsstroken parallel aan de bestaande hoofdas. In de stroken worden de nieuwe paviljoenen lineair geschakeld binnen eenzelfde bandbreedte. De paviljoenen worden opgevat als aanlegsteigers op een ringweg rondom de historische kern van het psychiatrisch centrum. De omgeving van de paviljoenen wordt opgevat als landschapspark met een netwerk van wandelpaden dat aansluit op de diverse toegangen.
‘Open Oproep. Handleiding voor de publieke bouwheer’ is een uitgave van het Team Vlaams Bouwmeester. ISBN 9789040303494
Tags: Vlaams Bouwmeester
Categories: Architecture
Type: Article