Article

Maatpakken van baksteen en staal

Gideon Boie


2017, HNI

Image: Luc Deleu

De ambitie van ‘Maatwerk/Made to Measure: concept and craft in Flanders and the Netherlands’ is de relatie tussen de architectuurproductie in Vlaanderen en Nederland denken voorbij clichés. Dat is een prima plan. Deze tekst behandelt het nut en nadeel van maatwerk voor de architectuur in Nederland en Vlaanderen.

De stedelijkheid is bij de éne de geregelde legbatterij van de Vinex, bij de ander de aandoenlijke rommeligheid van de nevelstad. De architectuur wordt bij de éne gedefinieerd vanuit de adjectieven hyper en super, bij de andere vanuit de kwaliteitskenmerken authentiek en bescheiden. De lachwekkende karikaturen dragen ongetwijfeld een kern van waarheid, maar gaan er aan voorbij dat over het algemeen er een rechte lijn te trekken valt tussen de architectuurproductie in Nederland en Vlaanderen. Zo blijkt er veel maatwerk te vinden aan beide zijden van de grens.

Tussen haakjes: de architectuurbiënnale in Venetië 2016 gaf nog een mooie aanleiding om de eenheid der architectuurproductie in de Lage Landen te denken. “Een volk is groot voor zover het oorlog en architectuur weet te bedrijven” liet Mussolini ooit noteren. De bijdragen ‘Bravoure’ en ‘Blue’ in respectievelijk het Belgisch en Nederlands paviljoen vormen een poëtische, dialectische eenheid. De militaire vredesmissies van de Nederlandse Blauwhelmen zijn de verdrongen waarheid van de architecturale successtory in Vlaanderen – en vice versa. Terwijl F16’s uitgezonden worden boven oorlogszones overal ter wereld, weten de thuisgebleven architecten in tijden van schaarste schitterende bouwwerken op te leveren. Dit geheel terzijde.

Nu blijft de vraag wat het oplevert om maatwerk te denken als kenmerk van de eengemaakte architectuurmarkt der Lage Landen. Om de draagwijdte en diepte van maatwerkarchitectuur te onderzoeken, formuleer ik drie stellingen.

  • Architectuur is de nieuwe mode

Het gebruik van het leenwoord ‘maatwerk’ introduceert een equivalentie tussen architectuur en mode. Een opinie in een populair dagblad (De Standaard 14-03-2016) onderstreepte al eerder het belang van de architectuur in verwijzing naar mode. De opinie was impliciet gericht aan Vlaams Minister van Cultuur Sven Gatz (en ook wel de beoordelingscommissies die op dat moment samen kwamen.) Het argument was dat architectuur – net zoals mode – bepalend is voor stedelijke identiteit, dynamiek brengt in verloederde buurten, een trickle-down in tewerkstelling genereert, enzovoorts. Hiermee werd de meerwaarde van de architectuur – net als bij de mode – nogal uitdrukkelijk buiten de architectuur gesitueerd.

De equivalentie tussen architectuur en mode wordt verdiept in het boek  ‘Maatwerk’. De meerwaarde van de architectuur qua mode ligt niet buiten zichzelf – in ‘de stad’ zeg maar – maar binnen de architectuur. Maatwerk is het ontwerp van unieke stukken met fijne afwerking, oog voor detail en vooral op maat van de gebruiker. Hiermee wordt in de geest van Geert Bekaert een interne verdeling binnen de architectuur aangebracht. Veel architectuur is resultaat van een gedachteloze bouwproductie en/of machinale serieproductie. Vakmanschap daarentegen verheft architectuur tot de orde van het originele, chique, ongenaakbare en ideaaltype.

De presentatie van architectuur als maatwerk is problematisch voor zover het een gesloten cirkel verondersteld “van ontwerp tot realisatie/gebruik.” Maatwerk is evident in private opdrachten waar een vanzelfsprekende relatie bestaat tussen de opdrachtgever en gebruiker. Maar hoe kunnen we de cirkel sluiten in het geval van overheidsopdrachten? En wat met marktontwikkelingen? In beide gevallen is de eindgebruiker van de architectuur een variabele die allesbehalve betrokken is in het ontwerp laat staan in de realisatie ervan. De hamvraag is hoe we met zekerheid kunnen stellen dat het pakje de man/vrouw beeldig staat als de gebruiker slechts een abstracte rekeneenheid vormt.

  • Architectuur spreekt voor zichzelf

De erkenning van architectuur als nieuwe mode gaat behalve om een aandacht voor de gebruikswaarde evengoed om een groeiend zelfbewustzijn onder architecten. Net als in de haute couture is de zichtbare “hand van de architect” een extra kwaliteit van de architectuur geworden. Dat is een opvallende trendwijziging ten aanzien van de tijd dat de architecten een praktisch voorwendsel nodig hadden om hun esthetische idealen heimelijk te realiseren. Een architect moet zich toch niet excuseren voor wat hij doet – fulmineerde Geert Bekaert indertijd. Voilà: vandaag wordt elk praktisch probleem in een handomdraai gesublimeerd tot een schitterend object waarvan de herkenbare signatuur van de architect bijdraagt aan de ruilwaarde.

Architectuur en mode blijven weliswaar de meest praktische en ondernemendste der kunsten. Het maakt dat we in de architectuur qua mode behalve de hand van de architect nog enkele andere handen te zien krijgen – afhankelijk van het perspectief. In de eerste plaats is er de hand van de opdrachtgever. “Architectuur laat je maar beter niet over aan de architect alleen”, zei de eerste Vlaams Bouwmeester bOb Van Reeth. De gedachte hierbij was dat een goede opdracht even belangrijk is in de zoektocht naar goede architectuur. We mogen dus niet vergeten dat in een goed architecturaal product altijd de creativiteit van de opdrachtgever zichtbaar wordt.

In de tweede plaats is er ook de hand van de cultuur. De architectuur mag dan wel de signatuur van zijn ontwerper dragen en ontstaan zijn bij gratie van een verlichte opdrachtgever, maar ontsnapt niet aan wat we in Vlaanderen de ‘architectuurcultuur’ noemen. Architectuurproductie is onlosmakelijk verbonden met omvattende processen op vlak van bijzondere wetgeving rond bodemgebruik of culturele verwachtingen. De alleenstaande villa is deel van een Vlaamse cultuur evengoed als het bouwblok deel is van de DNA van Nederlandse steden. Een opdrachtgever staat niet alleen in de opdracht en ademt de atmosfeer waarin hij actief is.

  • Architectuur gaat voorbij aan het bouwen

Als we naar architectuur kijken als een breed cultureel product, valt op dat de selectie in ‘Maatwerk’ haar ambitie om een “herlezing van de geschiedenis” moeilijk kan waarmaken. De selectie houdt zich nogal strikt aan de canon van de kwalitatieve architectuur zoals we het kennen. De verrassingen zitten in sommige nog onbekende namen van architecten, niet in de manier waarop het gedragen wordt door innovatieve opdrachtstructuren en evenmin in de bijdrage aan een nieuwe stedelijke cultuur of wooncultuur. Maatwerk herbevestigd een vorm van architectuurpraktijk die bestaat uit traditionele dienstverlening gericht op bouwen en oplevering van het object.

Ik zie het als een lobotomie van de para-praktijk. Wat met ongevraagde architectuur (ondertussen al weer 10 jaar geleden begonnen in wat toen het NAi heette)? Wat met papieren architectuur (Constant en OMA)? Wat met het niet-bouwen (Luc Deleu en RE-ST)? Wat met deconstructie (Rotor)? Wat met participatie-architectuur en procesarchitectuur? Wat met de architect als culturele operator? Ooit gehoord van de architect-curator of architect-mediator? En de architect-buurtopbouwer (Stad in de Maak en Toestand) en architect-activist (Ringland)? Onlangs sprak er iemand over de architect-beleidsfluisteraar… In deze grenzeloze reeks vrije architectuurpraktijken speelt evengoed maatwerk in conceptvorming en ambachtschap.

De parapraxis is de weerstand tegen het automatisme van het bouwen. Het schaalmodel en het opleverde object zijn slechts een heel klein onderdeel van een veel meer omvattend architecturaal productieproces. De nieuwe manifestaties van de architectuur verkennen zowat alle aspecten van wat vooraf én voorbij gaat aan het gekende koppel ontwerp + bouw. We zien een reflectie op het proces voorafgaand aan het ontwerp, de organisatie van draagvlak rond creatieve ideeën, de creatieve input binnen de projectdefinitie, de organisatie van feedbackloops binnen het ontwerp, de operationalisering van een gebouw (post-productie) en zelfs de ontmanteling van het gebouw (noem het de post-consumptie van architectuur).

Tenslotte

Vormt de architectuurproductie in Nederland en Vlaanderen twee parallelle werelden die bij elkaar gebracht moet worden? Neen, ik denk het niet. De selectie ‘Maatwerk’ toont als geen ander dat er exact hetzelfde tendensen afspeelt aan deze en gene zijde van de grens. De uitdaging van ‘maatwerk’ ligt echter niet in het doorbreken van een geografische grens, maar in het doorkruisen van een mentale grens op de architecturale verbeelding in Nederland én Vlaanderen. Het is de grens met de parallelle wereld van ‘andere’ praktijken die voorlopig niet aan de kapstok hangen van de architectuur hangen, maar waarbinnen wel bergen maatwerk verzet wordt.

 

Deze tekst is een uitwerking van de column uitgesproken in het Panelgesprek / Frankfurt Dialoog 1: Grenzeloos Maatwerk op 27 oktober 2016 in Het Nieuwe Instituut.

Gepubliceerd in Frankfurt Dialogen: Aanleidingen voor een gesprek over architectuur, Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, 2017, pp. 11-36.

Categories: Architecture

Type: Article

Share: