Article

Van Utopia naar Wuustwezel

Gideon Boie


2016, A-plus

Er zijn weinig termen die zo’n beladen betekenis hebben in de architectuurgeschiedenis als utopie. Stad & Architectuur diept de term uit met de tentoonstelling en gelijknamig boek EUtopia, de mogelijkheid van een eiland in Museum M te Leuven.

Download PDF

De formule van de tentoonstelling is eenvoudig. Vijf architectenteams krijgen een vraag en citaat voorgeschoteld uit het historische werk Utopia (1516) van Thomas More. Curatoren Ward Verbakel en Joeri De Bruyn stellen hiermee Mores boek centraal in de tentoonstelling – dat is een hele verdienste. Er bestaat immers nogal wat mysterie rond de term in het bijzonder binnen de wereld van architectuur. Is utopia de ideale plek of de non-plaats? Is het een nastrevenswaardig visioen of een kritische spiegel? Is utopia een narratieve figuur of kan het ook concrete gestalte aannemen? En, hoe komt het tenslotte dat utopie meestal samenvalt met haar tegendeel: de totalitaire heilstaat?

In dergelijke spraakverwarring kan de originele tekst soelaas brengen. De bezoeker krijgt vijf citaten voorgeschoteld uit de brieven van Thomas More aan zijn Antwerpse vriend Peter Gilles over een vreemde ontmoeting met de wereldreiziger Raphaël Hythlodaeus. In de communicatie tussen deze drie figuren en tegen de achtergrond van de opkomende wol- en lakenindustrie tussen England en Vlaanderen kreeg Utopia zijn historische betekenis. Een eiland waar iedereen de grond vrij mag gebruiken? Nee, dat kon Thomas niet geloven. Temeer omdat in England anno 1516 de mensen van het land verjaagd werden door de schapen en kerken omgevormd worden tot schapenstallen.

De tentoonstelling EUtopia, de mogelijkheid van een eiland brengt ons fast-forward naar 2016. Wat is de kracht van het boek Utopia vandaag? En, hoe situeren architecten zich tussen het goede leven in utopia en maatschappelijke urgenties? Het raamwerk van de curatoren toont een vijftal actuele posities in de utopische verbeelding. Hierin zien we heel opvallend hoe utopische stijlfiguren in de hedendaagse architectuurpraktijk ons ver voorbij de traditionele papieren architectuur brengen. De reële architectuurproductie blijkt een utopische verbeeldingskracht te bezitten die veel kritischer is dan de fictie.

Laten we beginnen met het werk Morpheus van Juliaan De Smedt. We zien een aaneenrijging van een achttal historische stadsplannen, uitgesneden op een Möbiusstrip in papier. Het toont een model van stedelijke evolutie op basis van ‘een wonderbaarlijke mengvorm van botsing en morphing’. Het object hangt als een sierlijke kroonluchter in de tentoonstellingsruimte. Het blijft een raadsel op welke manier het werk een antwoord biedt op de vraag van de curatoren: Hoe kunnen we de ideale stad uitbreiden? Het aangedragen citaat beschrijft nochtans helder hoe Utopia zich uitbreidt aan de hand van exacte replica’s op de omliggende oevers. Het blijft ook de vraag wat de kritische waarde is van de overvloeiende stadsplattegronden. In Morpheus zien we hoe de utopie een vluchtlijn biedt naar de veilige haven van de fantasie.

Een tweede positie zien we in de kunstinstallatie Wat heeft God gedaan? van Lab[au]. Een serie telegrafen is druk verwikkeld in een geautomatiseerd spel. Fouten treden op bij het vertalen van woorden in geluid, licht en papier. Het resultaat is een nonsensicale reeks woorden, morsetekens en binaire codes. De betekenis van het werk blijft abstract en onduidelijk. De utopie wordt hiermee naar eigen zeggen in vraag gesteld vanuit menselijke en technische beperkingen. Dat is wel zo vreemd wetende dat More juist omgekeerd de menselijke en technische beperkingen in vraag stelde vanuit de utopie. Het falen van de hedendaagse communicatie heeft een kritisch potentieel enkel voor zover het een tegendeel vormt van Utopia, waarin beschreven staat dat de hele Griekse literatuurgeschiedenis in een handomdraai te boek gesteld en verspreid werd.

Een derde positie is het Stadsgezicht (Cité de Refuge) van Office KGDVS. Een grootse, kamerhoge trompe-l’-oeil biedt een binnenzicht op het leven in een niemandsland aan de grenzen van Europa. Het is een uitwerking van een project uit 2006 over de grensproblematiek in de Spaanse enclave Melilla in Noord-Afrika – uitgedacht tijdens een studiereis met Lieven De Cauter. Vandaag vormt het een antwoord op de vraag Hoe gaan we om met de vreemdeling die ons eiland binnendringt? In Stadsgezicht (Cité de Refuge) functioneert utopie als vluchtlijn naar een parallelle wereld. Het is lekker druk in Cité de Refuge, maar er is geen miserie en de architectuur is met goede smaak ontworpen. De vluchtelingenkwestie krijgt zo een antieke waardigheid die in fel contrast staat met de beelden die we kennen uit de zogenaamde ‘Jungle in Calais’ en andere kampen op de binnengrenzen van Europa. Het utopische Stadsgezicht is hiermee tegelijk een uitbeelding van de onmacht en het onvermogen om zich te verhouden tot de actuele vluchtelingenproblematiek.

Realiteit kritischer dan fictie

Het trio Camiel Van Noten, Maxime Peeters en Wouter Van der Hallen verlegt met Oops, Utopia de focus van papieren architectuur naar de concrete utopie. Een grote tafel documenteert vier passages uit Utopia waarin een collectief ruimtegebruik gesuggereerd wordt. Het gaat om vier archetypische situaties: de neutrale gebedsruimte, de collectieve productie op de hoeve, de gezamenlijke eetplaats en de gedeelde tuin. Deze ruimten worden verbonden met uiteenlopende zaken uit de theorie en praktijk, zoals een hands-on workshop van Assemble Studio, een vernaculaire gebedsruimte in de woestijn, de posttraumatische rouwverwerking op de trappen van de Beurs en een recent gesprek met Lieven De Cauter over commons. De tentoonstelling-in-de-tentoonstelling geeft vanuit de actualiteit een heel precies antwoord op de vraag Waarin bestaat de utopische kracht van de collectiviteit? Ze toont ook dat de utopie niet totalitair hoeft te zijn – zoals vaak beweerd en gevreesd wordt – maar integendeel eigen is aan het alledaagse leven.

Een vijfde en laatste positie krijgen we te zien in Een huis om in te sterven van noAarchitecten. We zien in de tentoonstellingsruimte een gedeeltelijke nabootsing van het grondplan van Coda, een centrum voor palliatieve zorg in aanbouw te Wuustwezel. Het grondplan van één kamer wordt met een aantal lijnen uitgezet op de vloer. Een sofa en badkamerspiegel maken de installatie compleet. Het is een poëtisch antwoord op de ietwat vreemde vraag van de curatoren: Kan het individu een eiland zijn? Op het eerste gezicht hoort Coda niet thuis in de tentoonstelling. Hoe kan een gerealiseerd gebouw, ontwikkeld binnen de Pilootprojecten Onzichtbare Zorg van de Vlaams Bouwmeester, opgevoerd worden als toonbeeld van utopie? Toch zijn er opvallende gelijkenissen met het reisverslag van Utopia-protagonist Raphaël Hythlodaeus. Coda is een ruimte die zo goed georganiseerd is dat mensen die niet kiezen voor euthanasie er toch waardig kunnen sterven – de zin lijkt wel gekopieerd uit Utopia. Coda is ook een wereld van verschil met de manier waarop het sterven vandaag verdrongen wordt naar aseptische ziekenhuisgangen of gevierd wordt in de kille rationaliteit van de euthanasie. Het ongeloof van Thomas More bekruipt me. Het verhaal van architect An Fonteyne lijkt wel een utopie… Is het een flauwe grap? Zou het palliatief centrum echt bestaan? Waar ligt Wuustwezel eigenlijk? Ik heb het helaas vergeten te vragen tijdens het debat.

Gepubliceerd in A+ 263

Tags: Care, Vlaams Bouwmeester

Categories: Architecture

Type: Article

Share: